Op 1 mei staan we keurig op tijd naast ons bed. We hebben afgesproken hier het ontbijt te genieten rond een uur of 8. Spullen ingepakt, op de motor gebonden en aan tafel. Twee met liefde gebakken eitjes en een kop heerljike oploskoffie. Marco koos voor een kom thee. Naar goed gebruik beide dranken stevig op smaak gebracht met een paar scheppen suiker.
We vertrekken.
Er hangt wat bewolking voor het zonnetje en er staat een tamelijk straffe wind. De gevoelstemperatuur ligt rond de 10 graden. Goed aankleden dus. Het wegdek is spannend te noemen. Soms goed asfalt, vaak niet. En niet-goed-asfalt betekent alert rijden. Net als goed-asfalt trouwens, want uiteraard staat niet aangegeven waar het een overgaat in het ander.
Niet-goed-asfalt betekent dat de linker rijbaan in principe voor de tegenliggers is en de rechter rijbaan voor ons. Tenzij kuilen de verkeersdeelnemers dwingen hiervan af te wijken. We merken dat we hier al in korte tijd aan gewend zijn geraakt. In Armenie waren we stomverbaasd over dit rijgedrag, na twee weken hebben we alle begrip voor de personenauto’s, bussen, trucks met opleggers, etc. als zij een stuk wegdek zoeken zodat de assen en wielen van hun onderstel op hun plek bljven. Wij laveren er vrij gemakkelijk tussendoor en omheen. Onze vering is afgestemd op deze omstandigheden.

Na een uur rijden breekt het zonnetje volledig door de bewolking heen en wordt het rijden aangenaam. Wij verlaten regelmatig de hoofdrijbaan en rijden op een zandweg naast de normale weg. Ooit zijn er automobilisten geweest die een weg dwars door de steppe prevaleerden boven het uitgesleten reguliere wegdek. Over dergelijke zandwegen rijden geen vrachtwagens en bussen, zodat het wegdek voor ons zeer toegankelijk is. En stoffig, vanwege de droogte. Door met grote tussenafstand van elkaar te rijden, houden we een goed zicht.
De dorpjes langs de weg doen armoedig aan. Vaak lijken ze er neergezet omdat de arbeidskrachten van de mijn, de afgraving, het boorplatform, etc ergens moeten wonen. Er lijkt niet iets moois van gemaakt te worden. We proberen het soms wat op te leuken door stickers uit te delen met ons logo erop.

Dit land vereist een strak regime tot benzine tanken. We gaan niet tanken wanneer de tank leegraakt, maar tanken wanneer het mogelijk is. de locals rijden op gas, wat gratis uit de grond komt.

Als we kunnen tanken, moeten we goed kijken naar het octaangehalte. In Nederlad tanken we 95 of 98. Hier is 95 het hoogst haalbare en 91 ‘normaal’. Maar het komt ook voor dat benzine gemengd wordt met nog slechtere benzine. Wij kwamen een beetje in nood; het beoogde tankstation had even geen benzine; het eerstvolgende tankstation as 130 km verderop. Daar moesten we gewoon tanken omdat we anders zonder zaten. We denken dat we hier ’80’ getankt hebben. Slechte benzine en hard optrekken betekent de motor kapot maken,
We rijden door naar Muynak. Dat is van oudsher de meest zuidelijk gelegen havenplaats aan het Aral meer. Beter gezegd, dat was het. Je ziet soms treurige beelden van een leeg gezogen meer met schepen die in het zand liggen. Die beelden zijn in Muynak gemaakt. En het is ook treurig om te zien hoe een meer sinds 1960 langzaam droog gezogen wordt voor water-intensieve landbouw. Een bloeiende visindustrie en scheepsbouw is verloren gegaan. Muynak wordt omschreven als een plaatsje waar de inwoners depressief aan de drank zijn gegaan en het dorp laten verloederen. Gelukkig heeft de overheid ingegrepen. Er staan veel nieuwe gebouwen en veel oude huizen zijn afgebroken of worden afgebroken. Een prachtige nieuwe school, een sportcomplex, mensen die druk aan het werk zijn met huizen- of wegenbouw. Mensen hebben werk en daarmee weer perspectief.


We maken een aantal foto’s bij de schepen op het droge. Dat valt nog niet mee; het zand is heel erg fjin. We maken de beelden die we willen en gaan terug naar de weg. Voordat we de weg bereiken, maakt Roel nog een schuiver en bezeert daarbij zijn knie. Een waku-up call: zeer fijn zand rijden met alle bagage is niet iets wat we zomaar ‘even’ kunnen doen. Terug aan de weg drinken een colaatje in het cafe en vertrekken naar de beoogde bush camp plaats. Het is een prachtige, rustige plek aan het Aral meer. Tentje opgezet, vanzelfsprekend heerlijk gegeten en het tentje in gedoken voor een goede nachtrust.


