16 April, Opgestaan na een heerlijke nacht slapen. Het heeft ‘s nachts wat geregend maar nu is het droog.
Bakkie koffie, geen ontbijt want het brood is op. Geen probleem; straks in het dorp kopen we wel een broodje. We steken de weg over en starten meteen met een beklimming. Niet zo maar eentje, rond de 35 haarspeldbochten die starten met asfalt op de weg. En vervolgens gaat de weg over in zand, modder, stenen. We klimmen en klimmen tot we opeens aan de overkant van de vallei een fantastisch klooster zien. Uitgehakt in de rotsen. Wat een monnikenwerk.
We klimmen door en bereiken de top van de heuvel. Daar ligt opeens een bergdorp. Woest, ongerept, vrij rudimentair. Dat mensen hier een bestaan kunnen opbouwen. Maar blijkbaar lukt hen dat. We rijden door het dorp en merken dat de Georgische honden anders op ons reageren dan de Turkse. Agressief komen ze op ons afrennen. Gelukkig zijn we ingeënt, denken we maar weer.

We rijden het dorp uit en de akkers en graslanden door. Na anderhalf uur bereiken we weer het asfalt. We hebben nog steeds niet ontbeten dus het eerstvolgende stadje duiken we een supermarkt in. Brood, oploskoffie en wat water. We besluiten naar de grens Georgië – Armenië te rijden. We hebben gehoord nooit hongerig, dorstig of gehaast een grens over te willen gaan, dat breekt je op.

De wegen in Georgie worden slechter en slechter. Gisteren was sprake van goed asfalt met af en toe wat kuilen. Nu is de enige zekerheid dat elke kuil een randje asfalt om zich heen heeft verzameld. De kuilen worden ook groter en dieper. Gevuld met modderig regenwater zodat je ook niet kunt zien hoe diep de kuil is. Eerst zijn de kuils maximaal zo’n 20cm doorsnee. Nu zijn er al kuilen van een halve meter. Daar rijden we niet zo maar overheen, motorrijden wordt laveren. Gelukkig rijden wij harder dan het achterop komend verkeer, dus daar hebben we nu geen last van. Dat laveren wordt ook gedaan door de tegenliggers, de bussen, de vrachtwagend, de SUV’s, etc. Sommige automobilisten denderen met zeer dure bolides met een rotgang over het asfalt. Dat kost ze wel een onderstelletje per jaar.
Op weg naar de grens met Amenie is geen sprake meer van een weg. Onze wielen moeten scherpe opstaande randen asfalt overwinnen, om vervolgens weer in kuilen van modder en water te duiken. Al laverend proberen we de spullen heel te houden. Het regent steeds harder, de stukken waarover we rijden beginnen meer dan spannend te worden. Glibberig, onvoorspelbaar. Met zulke wegen hoeven we echt niet nog eens offroad te gaan rijden. Dat bestaat hier niet meer. En ook al hebben wij veel moeite om vooruit te komen, er rijden nog steeds zeer grote vrachtwagens, bussen, snelle bolides, etc. We zien ook heel veel oude Lada’s en andere Russische vracht- en personenauto’s. Die allemaal zoeken naar de plek waar de auto er het minste last van heeft. Links en rechts rijen bestaat niet meer; men wijkt gewoon uit naar een iets gladder stuk van de weg, Zie je ons al rijden en glibberen op de spekgladde route?
Na een uur bereiken we de grens. Dat is even bijkomen. De papieren worden gecontroleerd en we mogen meteen door naar het niemandsland tussen beide landen: asfalt. Klein stukkie maar.
Eenmaal aan de grens met Armenie mogen we al snel langs het eerste loket; toegang tot het land toegekend. Het tweede van de customs: paar gemakkelijk bereikbare tassen moesten open. Dat viel mee.
Voertuig moet ingeklaard worden. Kost een klein centje. Het wachten is ook nog even op de enige beambte die Engels spreekt. Zij klaart de voertuigen in. Verzekering kopen. En we mogen het land in.
De grens is vrij hoog gelegen. Dus koud.
In de tussentijd is het ook nog gaan regenen. En dan niet zo’n klein beetje: het stortregent. We besluiten om ook hier zoveel mogelijk de weg te volgen; off road rijden is hier nergens voor nodig. Dat kan ook gewoon op de weg.
We komen in een stadje aan en zetten de motoren even aan de kant om te besluiten wat we gaan doen. We worden meteen aangesproken door een Armeen die enigszins Engels kan spreken. Hij is uiterst vriendelijk en ook zeer aanhoudend. Omdat we een beetje staan te rillen van de kou holt hij zijn winkel in en komt naar buiten met 3 tasjes met noodhulp: flesje drinken, iets te eten, wat yoghurt en een candy bar.
Vriendelijk nemen we afscheid en reizen door. Het harde regenen gaat over in nog harder regenen. We zijn doorweekt.
En in de tussentijd knalt het verkeer je links en rechts van de weg voorbij.
Uiteindelijk stoppen we bij een motel. We krijgen een apart huis toegewezen door twee zeer vriendelijke oude mensen. We spreken een prijs af en laten ons het warme huisje welgevallen.

Ze koken ook nog eens voor ons; een voortreffelijke maaltijd. Of we nog even willen afrekenen, mag in euro’s.
De prijs die we afgesproken hebben, geldt nu opeens per persoon. Heel vervelend, maar we zijn er vies tussen genomen. Morrend betalen we de veel te hoge prijs.
Als we denken dat we klaar zijn, komt ook de dame zelf nog even langs. “Je denkt toch niet dat ik voor niks al die hele maaktijd …. Service moet apart afgerekend worden. Grrrr, er zo tussen genomen te worden.
We laten de onderlinge sfeer niet bederven en spreken onderling af dat we hier de volgende keer scherper zullen zijn.
Vertrouwen is goed …
Met die gedachte vallen we heerlijk in slaap.
