We staan rond 8u op. Het weer is wat slechter geworden. Het is bewolkt en wat frisser. Vandaag is slechter weer voorspeld, we zien wel.

We ontbijten met griesmeelpap, brood en thee. Grappig, griesmeel hebben we al in geen jaren meer gegeten.

We rekenen af, pakken de motoren en rijden vanuit Langdar een paar kilometer terug richting Zong. Daar zouden we weer kunnen tanken bij tankstation Zong. Schijnt een vierkant huisje te zijn waarop Gas 3AC staat. We treffen het gebouwtje aan op de plek waar we het verwachten. En al snel komen er wat mensen naar ons toe. Prijs per liter wordt afgesproken en er wordt getankt. Vanuit een oliedrum gaat de bezine in een 20l jerryacan om dan te worden overgeschonken in een soort 10l emmer. Weer een zeer bijzondere ervaring. We filteren de brandstof wel.

Marco hoeft alleen zijn achtertankje te vullen. Daar gaat max 9 liter in. Maar Marco schat in dat er nog wel 2l in de tank zit. We zijn getuige van een wonder: er gaat precies 10l in het tankje. Wauw, hier werkt de natuurkunde toch anders dan in het Westen.

Blij en en dankbaar rekenen we af. Blij omdat de tanks allemaal weer vol zitten. Dankbaar omdat we getuige mochten zijn van een wonder.
We gaan op pad. Vandaag moeten we flink klimmen; ons pad gaat rap de hoogte in. Al snel stijgen we van 2.500m naar 3.200m.
We komen eigenlijk alleen nog maar herders met kleine kuddes tegen. Het wordt ook steeds kouder. We vertrekken met 14 graden en nu is het nog maar 5 graden. We rijden ook de mist en het miezert zacht. Opeens rijden we op een klein plateau waar het wemelt van de koeien, schapen, geiten en herders [m/v]. En honden. Voor deze honden zijn we nog steeds een rariteit. De honden zijn gewend de kudde te beschermen tegen alle dreiging, en drie Hollanders op motoren zijn dat blijkbaar ook. Veel honden vallen agressief uit; wij leren ermee omgaan. In het begin van de reis schrokken we ons een ongeluk als er een hond achter ons aankwam. Nu weten we dat de honden gewoon hun taak doen en vooral: dat ze niet aanvallen. Ook deze forse honden komen agressief op ons af. Vaak duiken ze naar de achterkant van de motor. Als je gas geeft, denderen ze achter je aan. Als je geen gas geeft: ook. In beide gevallen zetten de honden de aanval niet door. Tot nu toe.

We stoppen op deze plek. Roel maakt veel foto’s, de anderen een praatje. Het blijkt dat de herders hier bijeen komen met de marktmeester, die bekijkt welke dieren straks op de markt aangeboden mogen worden. In de tussentijd regent het steeds wat harder. Enkele herders hebben regenpakken, de meeste niet.

En de herderinnetjes lopen in hun jurkjes en broekjes, alles van dunne stof. In weer en wind. Wat een schil contrast met onze goretex spullen. Behalve dan Marco’s lekke regenbroek. Die sluit naadloos aan in deze couleur locale.


We rijden weer door, halen de ene naar de andere kudde in. Deze kuddes gaan weer naar hun weidegronden. Na een poosje gaat de regen over in natte sneeuw en zakt de temperatuur tot rond de 2 graden.
We rijden stug door, door een prachtig landschap. Tenminste, dat zou het volgens de beschrijving moeten zijn. Wij zien er niks van. Deels omdat de natte, modderige stenen superglad zijn en het rijden al onze concentratie vergt. En deels omdat we gewoon in de mist rijden en geen 100m ver kunnen kijken.
Vanwege de regen en harde wind vandaag geen zin in een koffiebreak.
Tegen half twaalf bereiken we de volgende overnachtingsplaats. Volgens de beschrijving een mooie plek, waar we eventueel in een yurt kunnen overnachten. Dat lijkt ons wel wat. Nat en koud als we zijn van de regen, de harde wind en natte sneeuw.

Eenmaal aangekomen blijkt de yurt in geen velden of wegen te bekennen. Wel een oude hut met vier slaapkamers en een keukentje. Gekookt wordt er op gas uit een fles. De hut wordt verwarmd door het verbranden van gedroogde koeienpoep. Bij binnenkomst worden we allerhartelijkst ontvangen met thee en een kom soep. We mogen naast de kachel zitten om een beetje op te drogen en weer wat warmer te worden. Wat een genot.


De hut blijkt ook dienst te doen als uitvalbasis voor de jacht. Met name Amerikanen vliegen in om hier tegen een fors tarief wat wildlife af te knallen. De ingevlogen jagers betalen er goed voor. De hut zelf is zeer basaal, met alleen de meest noodzakelijike voorzieningen. De beheerders van de hut zijn gids voor de jagers.

‘s Middags liggen we wat op bed, schrijven wat aan een blog en zijn verder vooral bezig met acclimatiseren [=niets doen, beetje wandelen]. Morgen gaan we richting Murghab, een plaats midden in het hoge gebergte.
Totdat rond 16u een van de gidsen met een hengeltje vertrekt. Hij gaat even vissen in de grensrivier. Hij komt terug met drie prachtige vissen en maakt ze schoon. De vissen gaan de pan in en worden tot een heerlijke vissoep bereid. Vervolgens ziet de gids ook nog wat Marco Polo schapen lopen. Hij pakt zijn kijkers en zet de kijker met statief zo, dat het schaap recht in de lens te zien is. Een prachtig dier dat rank en elegant over de rotsen loopt. Naast het Marco Polo schaap zien we ook nog enkele bergmarmotten. Ze zijn van het formaat Alpenmarmot, maar hebben een veel dikkere bontjas aan. Zand/goudkleurig, prachtige beestjes.


Tegen de avond krijgen we de vissoep geserveerd, gekookt met wat aardappelen, peen en ui. Een heerlijke maaltijd.

We nemen nog een klein borreltje en zorgen dat we het vannacht niet koud gaan krijgen, De voorspelling is, dat het rond de 6 graden zal vriezen. Hopelijk hoeft niemand zijn bed uit voor een sanitaire stop; het toilet is op ongeveer 100m van de hut gelegen. De eerste straatverlichting of buitenlantaarn is minstens 50 km ver weg. ‘s Nachts is het dus aardedonker.



































































































