Op 1 mei staan we keurig op tijd naast ons bed. We hebben afgesproken hier het ontbijt te genieten rond een uur of 8. Spullen ingepakt, op de motor gebonden en aan tafel. Twee met liefde gebakken eitjes en een kop heerljike oploskoffie. Marco koos voor een kom thee. Naar goed gebruik beide dranken stevig op smaak gebracht met een paar scheppen suiker.
We vertrekken.
Er hangt wat bewolking voor het zonnetje en er staat een tamelijk straffe wind. De gevoelstemperatuur ligt rond de 10 graden. Goed aankleden dus. Het wegdek is spannend te noemen. Soms goed asfalt, vaak niet. En niet-goed-asfalt betekent alert rijden. Net als goed-asfalt trouwens, want uiteraard staat niet aangegeven waar het een overgaat in het ander.
Niet-goed-asfalt betekent dat de linker rijbaan in principe voor de tegenliggers is en de rechter rijbaan voor ons. Tenzij kuilen de verkeersdeelnemers dwingen hiervan af te wijken. We merken dat we hier al in korte tijd aan gewend zijn geraakt. In Armenie waren we stomverbaasd over dit rijgedrag, na twee weken hebben we alle begrip voor de personenauto’s, bussen, trucks met opleggers, etc. als zij een stuk wegdek zoeken zodat de assen en wielen van hun onderstel op hun plek bljven. Wij laveren er vrij gemakkelijk tussendoor en omheen. Onze vering is afgestemd op deze omstandigheden.
Na een uur rijden breekt het zonnetje volledig door de bewolking heen en wordt het rijden aangenaam. Wij verlaten regelmatig de hoofdrijbaan en rijden op een zandweg naast de normale weg. Ooit zijn er automobilisten geweest die een weg dwars door de steppe prevaleerden boven het uitgesleten reguliere wegdek. Over dergelijke zandwegen rijden geen vrachtwagens en bussen, zodat het wegdek voor ons zeer toegankelijk is. En stoffig, vanwege de droogte. Door met grote tussenafstand van elkaar te rijden, houden we een goed zicht.
De dorpjes langs de weg doen armoedig aan. Vaak lijken ze er neergezet omdat de arbeidskrachten van de mijn, de afgraving, het boorplatform, etc ergens moeten wonen. Er lijkt niet iets moois van gemaakt te worden. We proberen het soms wat op te leuken door stickers uit te delen met ons logo erop.
Vriendje 1
Dit land vereist een strak regime tot benzine tanken. We gaan niet tanken wanneer de tank leegraakt, maar tanken wanneer het mogelijk is. de locals rijden op gas, wat gratis uit de grond komt.
Vriendje 2
Als we kunnen tanken, moeten we goed kijken naar het octaangehalte. In Nederlad tanken we 95 of 98. Hier is 95 het hoogst haalbare en 91 ‘normaal’. Maar het komt ook voor dat benzine gemengd wordt met nog slechtere benzine. Wij kwamen een beetje in nood; het beoogde tankstation had even geen benzine; het eerstvolgende tankstation as 130 km verderop. Daar moesten we gewoon tanken omdat we anders zonder zaten. We denken dat we hier ’80’ getankt hebben. Slechte benzine en hard optrekken betekent de motor kapot maken,
We rijden door naar Muynak. Dat is van oudsher de meest zuidelijk gelegen havenplaats aan het Aral meer. Beter gezegd, dat was het. Je ziet soms treurige beelden van een leeg gezogen meer met schepen die in het zand liggen. Die beelden zijn in Muynak gemaakt. En het is ook treurig om te zien hoe een meer sinds 1960 langzaam droog gezogen wordt voor water-intensieve landbouw. Een bloeiende visindustrie en scheepsbouw is verloren gegaan. Muynak wordt omschreven als een plaatsje waar de inwoners depressief aan de drank zijn gegaan en het dorp laten verloederen. Gelukkig heeft de overheid ingegrepen. Er staan veel nieuwe gebouwen en veel oude huizen zijn afgebroken of worden afgebroken. Een prachtige nieuwe school, een sportcomplex, mensen die druk aan het werk zijn met huizen- of wegenbouw. Mensen hebben werk en daarmee weer perspectief.
We maken een aantal foto’s bij de schepen op het droge. Dat valt nog niet mee; het zand is heel erg fjin. We maken de beelden die we willen en gaan terug naar de weg. Voordat we de weg bereiken, maakt Roel nog een schuiver en bezeert daarbij zijn knie. Een waku-up call: zeer fijn zand rijden met alle bagage is niet iets wat we zomaar ‘even’ kunnen doen. Terug aan de weg drinken een colaatje in het cafe en vertrekken naar de beoogde bush camp plaats. Het is een prachtige, rustige plek aan het Aral meer. Tentje opgezet, vanzelfsprekend heerlijk gegeten en het tentje in gedoken voor een goede nachtrust.
29 April ‘s Morgens staan we op. De afspraak is dat we om 7 uur uit bed komen. En dat doen we dan ook. Het is wel erg fris en het zonnetje laat ook nog even op zich wachten. NB: Enkele dagen later komen we erachter dat we het verkeerd hadden; het was toen pas 6u in de ochtend.
Roel vraagt zich mopperend af wiens idee het was om zo vroeg op te gaan staan. ‘Mijn idee’, zegt Marco. We beginnen met een bak koffie om een beetje op te warmen. We gooien er meteen maar het ontbijt achteraan. En nog een bak koffie.
Inmiddels is de zon al boven de horizon uitgekomen en worden de botten langzaam verwarmd. Gelukkig is de wind ‘s nachts gaan liggen. We voeren het hele ochtendritueel uit en op een bushcamp is dat niet zo heel erg uitgebreid. Roel spot nog een woestijnvosje. Helaas als enige en zonder de bijbehorende pixels te kunnen leveren. Jammerrrrrr.
Een half uur later zit alles op de motor en vertrekken we. We moeten nog zo’n 150km naar Beyneu. Een stad waar we misschien onze uitrusting kunnen completeren. Terwijl we rijden denken we aan de Engelse fietsers: wat moeten die straks nog een pokke-eind rijden langs een kaarsrechte weg.
Na 100 km maken we even een korte stop. Op de parkeeplaats staat in de verte een fietser in de schaduw. We lopen op hem af en maken even een praatje. Respect voor het reeds afgelegde traject. En wensen hem veel sterkte met het komende traject. Hoewel een eind fietsen, het uitzicht is soms spectaculair.
Na drie kwartier bereiken we Beyneu. De architectuur van de stad is opvallend. Er zijn enkele asfaltwegen en de zijwegen zijn gewoon wegen van opgedroogde modder en zand. De huizen doen steeds meer Russisch aan, zoals we die kennen vanuit documentaires. Vierkant, soms netjes afgewerkt.
We rijden de stad in op zoek naar een hotel. Ein-de-lijk weer kunnen douchen, de was doen, voorraden aanvullen en weer eens iets anders eten. Het eerste hotel wat we bezoeken voldoet meteen aan het basislijstje. We wachten even tot de kamer schoongemaakt is en duiken dan de kamer in. Eerst de was doen, dan kan die tenminste drogen.
Als alles aan het waslijntje hangt, gaan we de stad in. Op zoek naar een ijzerwinkel, lunch, een automaterialenzaak en een kapper. Marco wil zjin kapsel graag wat laten fatsoeneren.
Uit alles wat we die dag willen, scoren we als eerste de lunch. Aardappelpuree, twee gehaktballen en een onbestemde, waterige saus. Lekker, maar niet voldoende. We bestellen ook nog een bord soep. De dame achter de balie [tevens kokkie] noemt in haar beste Kazachs de soepen op. De eerste soep heet Borsjtsj en we roepen meteen ‘Ja’. We herkennen de klank uit het lief van drs. P. De Borjstsj is prima.
We gaan verder de stad in, samen met Google Maps. Van alles wat we zoeken, vinden we niks. We keren terug naar het hotel en Marco besluit zelf nog even op zoek te gaan naar de kapper, De eerste kapper die hij vindt is een dames kapsalon, dat schiet niet op. De kapster legt in zowel Russisch als Kazachs uit waar de herenkapper zich bevindt. Marco knikt driftig ‘ja’ en gaat er in de richting vandoor die de dame wees. Niks te vinden. Dan maar iemand aanspreken. Een jongen van ongeveer 15 jaar loopt samen met enkele leeftijdsgenoten zijn kant op,. Alle drie de jongen dragen een driedelig pak; vermoedelijk het schooluniform. Een van de jongens zegt een beetje Engels te kunnen spreken. Marco legt uit wat hij wil. De jongen kijkt bedenkelijk is zegt: Follow me. Zo gezegd zo gedaan en na 10 minuten komen ze bij de kapper. Het is druk. Leuk om te melden: na een kwartier wachten beginnen er opeens mensen binnen te druppelen [vooral dames] die toevallig even bij de herenkapper moeten zijn. Ze zitten onderling wat te kletsen, rommelen wat met hun telefoon en vertrekken weer. Marco voelt zich als de eerste Eskimo in traditionele kledij op de Kalverstraat.
Uiteindelijk is Marco na zo’n drie kwartier wachten aan de beurt. Via Google Translate ingetoetst wat hij wil. De kapper kijkt lange tijd zwijgend naar het beeldscherm. Vervolgens naar Marco. Het is altijd spannend of Google Tranlate ook vertaalt zoals je het bedoelt. De kapper kijkt nog eens naar het beeldscherm. En gooit de cape over zijn schouders.
Hij neemt plaats achter Marco en begint; er is nu geen weg meer terug.
Driftg werkt de kapper met twee verschillendedeuzes eerst het hoofdhaar rond. Tijdens het knippen kijkt hij Marco regelmatig aan en vraagt om een soort bevestiging. Marco steekt z’n duim omhog. Er is nu geen weg meer terug dus geniet er maar van, denkt hij.
Na het hoofdhaar volgen baard en snor. Na meer dan een haf uur druk knippen en kappen staat Marco tevreden op uit de stoel; het maximaal haalbare resultaat is bereikt.
In de tussentijd werken Erik en Roel aan hun motoren. Oliepeil checken, kettingspanning controleren, koelvloeistof, bandenspanning, grondige visuele inspectie van de vitale delen en enkele noodreparaties verbeteren. Als Marco in het hotel aankomt, sluit hij zich bij de werkzaamheden aan en stort zich op zijn motor. De was sis inmiddels ook droog en kan weer worden opgeborgen.
Het is een lekkere, productieve dag. Niet al te veel kilometers en in een heerlijke temperatuur even wat noodzakelijke dingen uitgevoerd.
Met de receptionist is afgesproken dat we om 20u aan tafel kunnen. Een meisje komt met de menukaart, geschreven in het Kazachs. Er staan zeker 50 gerechten op het menu. Omdat deze taal ook het Cyrillisch schrift gebruiken, kunnen we er geen touw aan vastknopen. We vragen het meisje om eeen toelichting. Die is kort en bondig: alleen nummer 26, de rest is er niet.
Volmondig besluiten we dit gerecht te bestellen en af te wachten wat we krijgen. Na korte tijd komt er een waterige soep met wat rijst of gort erin. En wat vlees van onbestemde herkomst.- 2 We genieten met volle teugen en lange tanden. Na het bord soep hebben we nog steeds trek. Er is niemand in het restaurant te bekenen dus vragen we de receptionist of we heel misschien nog wat vast voedsel kunnen krijgen. Dat worden dan twee gebakken eieren met wat brood.
Na deze eenvoudige en weinig voedzame maaltijd storten we ons op het reisverslag. We hadden al enkele dagen in concept beschreven maar tijdens het bush campen is er geen gelegenheid om di pagina’s te voorzien van foto’s en dit alles op het blogte plaatsen. Nu wel en dus publiceren we meteen maar enkele dagen. We merken dat dit reisverslag ons zelf ook erg van nut is. Alle ervaringen van gisteren worden vandaag weer overspoeld met nieuwe indrukken. Door het vast te leggen houden we zelf ook grip op onze reiservaringen en belevenissen.
Uiteindelijk gaan we tegen half elf naar bed; morgen een dag met een grensovergang voor de boeg. Als we de forums mogen geloven, kan dit wel eens een pittige worden. Maar ach, wat is pittig. We hebben nu al talloze malen alles uit de tassen moeten halen en door de scanner moeten doorvoeren. Wat kan er nog meer gebeuren?
Overigens bemerken we steeds weer dat de controles, hoe intimiderend ook uitgevoerd, vol met rariteiten en onvolkomenheden zitten. Onze tanktassen zijn nog geen enkele keer doorzocht of zelfs maar open geweest. We hebben onze zakken nog nooit leeg hoeven halen. Geen douanier of soldaat heeft ooit onder het zadel gekeken. En zo zijn er nog tal van plaatsen waar we toch flink wat spul kunnen verstoppen, mochten we van kwade zin zijn. Dat zijn we niet, dus is het goed zo.
De nacht was helder en dus fris. Ook bleef het waaien; we moeten wennen aan het nieuwe geluid van klapperend tentdoek. We hadden gisteren onvoldoende brandstof en water meegenomen om offroad te kunnen blijven. Note to self: beter plannen! Tijdens het opstaan loopt de kudde kamelen voorbij; de voorpoten met een touw verbonden zodat ze niet te ver kunnen afdwalen.
We ontbijten en pakken de motoren op. We rijden eerst weer terug naar
terug naar Fort Shevchenko. Allereerst tanken we de motoren af, vervolgens zoeken we een supermarkt. We slaan behoorlijk wat proviand en water in om te zorgen dat we een tijdje onzen eigen gang kunnen gaan. We gieten het water over in de drinkzakken:bubbeltjeswater. Nou ja, dan maar sprankelende koffie en pasta.
De mensen zjin meestal geinteresseerd en proberen een praatje aan te knopen. Kazachs of Russisch. Dat lukt niet en dan maar met handen en voeten. Tot onze verbazing kennen de mensen ‘Ghollandia’ en enkelen kennen ook nog van Basten. Hier in Kazachstan. Wauw.
We vertrekken en verlaten het dorp, op weg naar het monument van Sultan Pepe. Volgens de beschrijving een weg van ongeveer 50km en goed asfalt. We slaan af en de eerste 25m inderdaad goed asfalt. De overige 49,975m een echte dirtroad. Opgedroogde modder met soms diepe sporen, vermoedelijk gemaakt door grote vrachtauto’s. En als de sporen te diep of anderszins onbegaanbaar zijn geworden, wordt gewoon een nieuw spoor naast gemaakt in de steppe. Zo liggen er soms wel 3 rijbanen naast elkaar. Wij kiezen steeds het spoor dat ons het meest geschikt lijkt. Daar worden we heel snel steeds beter in. De eerste track gisteren reden we max 45 km/u. Het tweede deel van die dag reden we max 60. En vandaag rijden we max 75 km/u. Dat schiet lekker op.
Regelmatig zien we kuddes paarden en kamelen. Geen schapen vandaag. Het komt regelmatig voor dat we samen met een kudde galopperende paarden optrekken: fantastische momenten.
Sporadisch komen we auto’s tegen; de tegenliggers zwaaien vaak druk naar ons. Even staan we stil op de weg, om te kijken of dit de juiste afslag is richting het monument. Een tegenligger vertraagt voor praatje. Achter ons komt een bestelauto aanrijden. Die ziet de opstopping, moest 2 seconden wachten en begint meteen te toeteren. Een hilarisch moment, daar in dat volledig verlaten land.
We komen aan op onze beoogde kampeerplaats: een klif op 200m boven de Kaspische zee. Het is een prachtige plek met een geweldig uitzicht.
De zon schijnt en er is een harde wind. We zetten onze tenten op; dat is even wennen met die wind. Regen was een stuk gemakkelijker. Voordat we de tent opzetten, leggen we deze eerst vast met haringen aan de grond – better safe than sorry.
Een harde windvlaag rukt de haringen van de tent van Marco uit de grond en daar gaat ie. Richting de klif. Marco schrikt zich rot en rent er achter aan. De wind waait harder dan Marco kan rennen en de tent waait over de klif. Hij schrikt zich kapot: de kloof is zeker 200m diep!!!
Marco rent naar de rand en ziet 10 meter lager de tent liggen. Achter de klif is een luwte, daar heeft de wind even geen vrij spel. Marco klautert naar beneden en grijpt zijn tent. Nu nog naar boven.
Op het geroep en gevloek van Marco is Erik ook afgekomen. Hij zit aan de rand van de afgrond en helpt Marco zijn tent te redden. Met de schrik in de benen zet Marco zijn tent opnieuw op, nu zwaar verankerd aan de grond.
Als alles staat, bereiden we de maaltijd. We eten pasta, met groente en vlees uit blik. Het is zoals gewoonlijk wer een heerlijke maaltijd. Je neemt met weinig genoegen als er niet anders is.
Na de maaltijd ruimen we op en Erik gaat foto’s maken van een ondergaande zon. Marco en Roel bekijken een ondergrondse moskee en een begraafplaats uit de 10e eeuw.
We nemen met elkaar nog even de dag door met een klein borreltje. Het is koud op het plateau. En aardedonker. In de verste verten geen lichtje te bekennen.
Op 23 april staan ‘s morgens op: we hebben de hele dag voor onszelf. We beginnen de dag met ontbijt in het hotel: kofffie/thee, brood, soort kaas, eieren en wat worst.
We hebben het plan opgevat om naar Bakoe te gaan. Wat spulletjes kopen voor tijdens de reis, de stad zelf bekijken, stuk van het circuit rijden, Marco wil nog uurtje zwemmen.
Spullen verzameld, motoren gestart en op naar Bakoe. Het hotel in de haven ligt op een klein uur rijden van de stad. Tijdens het rijden merkte Marco dat zijn stuur niet soepel loopt. Dat was gisteren ook al het geval en hij dacht eerst dat het aan de stuurdemper kon liggen. Toen hij echter alle standen had gehad en het vervelende gevoel van het stuur bleef, wist hij dat het ergens anders aan ligt.
Erik en Roel gevraagd mee te kijken en we komen tot de conclusie dat het wel eens een lager in het stuur kan zijn. Dit lager was twee weken voor vertrek nog vervangen. Dat zou wel heel merkwaardig zijn. Maar toch …
We rijden dus eerst naar de BMW-dealer. Op de site van BMW-motorrad gekeken waar de dealer zit. Roel heeft een andere route en straat in de GPS dan Marco. De wondere wereld van de navi’s. Eerst naar de locatie die Roel opgekregen heeft: noppes. Geen dealer en niemand die het weet. Maar we hebben nog een kans: de locatie die Marco heeft opgekregen. Daar naartoe en ook geen dealer. Gevraagd en vriendelijk te woord gestaan. De man komt er zelf niet uit en spreekt een andere jongeman aan die loopt te bellen. Deze stopt zijn telefoongesprek en zoekt voor ons de BMW-dealer op zijn telefoon op. Hij helpt ons de juiste straatnaam in de navi in te voeren.
Vol goede moed gaan we naar die locatie. Dat klinkt gemakkelijker dan het is. De stad is grotendeels afgezet vanwege de Formule 1 race komend weekend. Dat is een stratencircuit en vraagt natuurlijk veel voorbereiding. In een ons onbekende stad, rijdend door superdruk verkeer met licht anarchistische trekjes [de weg is er voor mij en niet voor een ander], met zeer veel afsluitingen is het heel moeilijk om op de juiste plek te komen. Uiteindelijk [tegen 14u] zijn we waar we willen zijn. Dat wil zeggen: de straat. Geen dealer te bekennen. Weer spreken we heel vriendelijke mensen die ons graag willen helpen. Deels in het Engels, deels met handen en voeten maken we duidelijk wat we zoeken.
Men kent geen BMW-dealer voor motoren. Iemand kent wel een zaakje dat motoren en brommers repareert. Die kan ons misschien helpen. Waar is dat dan? Druk gebarend legt men uit hoe we er kunnen komen. Geen touw aan vast te knopen, handen en voeten-spraak is dan toch net niet verfijnd genoeg. Men ziet onze radeloosheid en de man die een heel klein beetje Engel spreekt, praat even met een taxichaffeur. Die biedt via de tolk aan voor ons uit te gaan rijden. We besluiten het aanbod te accepteren en rijden eerst langs de BMW-garage. Hij spreekt met iemand in de garage en kijkt sip. Vervolgens springt hij weer in de auto en gebaart ons te volgen. En met 10 minuten zijn we in een motor/brommer workshop. De sfeer is vriendelijk en nieuwsgierig. De hoofdmonteur legt meteen zijn werk neer en spreekt met de taxichauffeur. De hoofdmonteur stelt zijn diagnose in het Azerbeidjaans en deelt ons die mede. Uh? Marco wordt gevraagd in de werkplaats achterin even mee te komen. De hoofdmonteur belt en spreekt met iemand … Vervolgens krijgt Marco de telefoon en krijg in het Engels te horen wat zijn diagnose is en dat hij ons helaas niet kan helpen. Hij heeft geen BMW-spullen. En hij raadt ons [via de tolk] aan om niet naar BMW te gaan want dat zijn erg slechte monteurs. OK, begrepen. Maar wat dan wel? Hij raadt ons aan naar een soort garage van motorrijders te gaan. Zij doen vooral Yamaha. Het zijn vaklui met liefde voor het vak en daar kunnen we veel beter geholpen worden dan bij de dealer. Dit begrijpen we nadat we nogmaals de telefoon krijgen.
Tot slot biedt hij aan [weer even bellen met de tolk] dat een van zijn mensen ons voorrijdt. De taxichauffeur stond al die tijd nog te wachten om zeker te weten dat we goed verder geholpen worden. Zowel de hoofdmonteur als de taxichauffeur willen niets voor hun diensten. De taiman vertrekt en wij volgen onze nieuwe redder in nood op zijn motor. Daar gaan we dan.
Onze rijstijl is er tot op heden eentje van zo min mogelijk aandacht trekken. We rijden altijd lagere snelheden dan toegestaan, we halen niet rechts in, rijden niet tussen de files door, etc. Alles om te voorkomen dat we op de bon worden geslingerd. Tot nu toe.
Onze redder houdt er een meer ‘actieve’ rijstijl op na. Links en rechts inhalen, even toeteren als hij zich ertussen wil wurmen, maximumsnelheden gelden niet en stoplichten zijn er hooguit ter vermaak. Wij er achter aan met dezelfde houding.
Het is al over vieren als we de workshop bereiken. Geen idee tot hoe laat ze nog open zijn. En met al dat gecross door de stad wordt het stuur van Marco slechter en slechter.
We worden zeer vriendelijk ontvangen door de mensen, waaronder Alec. Hij spreekt zeer goed Engels. ” Ga zitten, neem koffie” Onze voorrijder neemt in de tussentijd de diagnose van de vorige monteur met hem door.
Alec stelt het volgende voor. Ze openen het balhoofd en gaan de lagers bekijken. Als het niet de lagers zijn, zoeken ze verder naar de oorzaak. Als die wel de oorzaak zijn, gaan ze zoeken naar vervangende lagers. Uit eigen voorraad of ze helpen ons de lagers in Bakoe te vinden. En uiterlijk morgenmiddag einde van de dag is de motor weer klaar. “How is that for a plan?” Prachtig plan, maar wij zijn niet in staat verder te kijken dan 20 uur vanavond, dan krijgen we bericht over de boot. Waarschijnlijk gaat die niet maar dat weten we niet zeker. Dus dit plan is aantrekkelijk maar we kunnen het helaas niet accepteren.
Laten we dan maar even gaan kijken, stelt Alec voor. De monteur begint heel vaardig de hele voorkant van de motor uit ellkaar te halen. Wiel eruit, voorvork eruit, koplamphuis eraf, stuur eraf.Uiteindelijk bereiken we de balhoofd lagers. De onderste lager is inderdaad aan vervanging toe. Het zijn echter conische lagers en Alec is er zeker van dat die in heel Bakoe niet te vinden zijn.
De monteur besluit de lagers te reinigen en ze weer terug te plaatsen. Marco krijgt te horen dat dit niet optimaal rijdt, maar dat het niet gevaarlijk is of wordt. Ook niet met alles wat we nog voor de boeg hebben. Een hele geruststelling. Het rijdt gewoon niet prettig maar het went wel.
De hele voorkant van de motor wordt vakkundig in elkaar gesleuteld. Lagers worden op spanning gebracht en na enkele uren sleutelen hebben ze de motor weer helemaal voor elkaar. Sluitingstijden doen ze niet aan, hier zijn een paar toeristen die weer op weg geholpen moeten worden. Wat een fantastische mensen!
Dat is eigenlijk wat we tot nu toe in alle landen hebben gemerkt. We hebben ons zeer stevig ingelezen op reisverslagen en forums. Daar staat soms de meest verschrikkelijke verhalen over mensen die beroofd en belazerd zijn. Het lastige van forums is dat je niet weet of die mensen ooit de achtertuin uit zijn gegaan. En je leest ook de meest prachtige verhalen van mensen die gewoon geholpen worden, gastvrij onthaald worden, etc. Helemaal zoals wij vandaag hebben meegemaakt.
Marco vraagt wat de reparatie kost eAlec geeft aan dat hij niet weet op welk budget wij zitten. Alles wat we kunnen missen is goed genoeg. Marco biedt een bedrag in dollars aan en Alec zegt dat dit veel te veel is. Hij stelt voor tweederde van het contant aangeboden bedrag te willen ontvangen en vraagt om een referentie op zijn site Motopro.az Uiteraard doen we dat. Tot op heden is dat helaas nog niet gelukt omat we niet over internet beschikken, maar we gaan dat beslist doen. Na nog wat vriendschappelijk heen en weer gepraat willen we weer op weg. Maar hoe kunnen we het beste die half afgesloten binnenstad door? Geen probleem. Weer biedt iemand anders aan ons even voor te rijden de stad. We willen nog wat boodschapjes doen. Geen probleem, stoppen we even onderweg.
Onze derde voorrijder van de dag, Choran, is een super vriendelijke man. En een rasechte ADHD-er achter het stuur. Linkerbaan, rechts inhalen, lekker hard, extra baantje pikken op rijbaan tegenliggers, whatever. Bedenk de overtreding en we hebben hem begaan. Roel is nog even teruggeroepen door een agent: “Mister, mister .. ” Gelukkig spreekt Roel geen Azerbeidjaans dus hij scheurt door, achter ons aan.
Cetrum Bakoe bij een dalende zon is ongelofelijk mooi. Zeer aansprekende architectuur, prachtige parken, welverzorgde gebouwen. Een geweldig decor voor de aanstaande Formule 1. En waar we ook doorheen rijden zijn natuurlijk de wijken van hen die het minder hebben. Veel afgeleefde flatgebouwen in de Sovjet architectuur. Laten we hopen dat een belangrijk deel van de olie-dollars aan verbetering van hun leefomstandigheden kunnen worden besteed.
Aangekomen bij de supermarkt spreken we onze vriend even aan op zijn rijstijl. “Geen probleem, iedereen kent mij hier”. Zoiets vermoeden we al, met zo’n rijstijl. Maar hij zegt dat hij bekend is van tv.
We doen samen met hem nog even inkopen in de buurtsuper en hij staat erop te betalen. Winkeliers mogen geen buitenlandse valuta aannemen, anders worden ze gearresteerd. Goed verhaal.
We bedanken onze voorrijder en nemen hartelijk afscheid van elkaar. Hij bood nog aan ons mee uit eten te nemen, maar dat slaan we af. Het begint al donker te worden en we moeten nog een uur rijden. En eenmaal in het hotel kunnen we pas weer onze mail checken met eventueel bericht over de boot.
En dit gaat morgen. Of we rond 8 uur niet willen slapen maar wakker willen zijn, wachtend op zjin bericht.
Op 21 april staan we op in Huize Gardenia in de Vashlovanistraat. We hebben afgesproken dat we ‘s morgens het ontbijt bij de gastvrouw nuttigen. Andere bezoekers zitten ook aan de grote rondetafel: twee Russinnen en een Pools stel. Het ontbijt is net als het diner van de avond ervoor verrukkelijk. Veel lokale gerechten zoals kazen, worst, gebakken kaasrolletjes, etc. Het gesprek aan tafel gaat met name over het weer. De Polen zijn hier al eerder geweest, ook in april. En ze hebben het nog nooit zo koud gezien en een natuur die weken achterliep op de normale gang van zaken.
Voorafgaand aan het ontbijt hadden we alles al ingepakt en op de motoren gebonden, zodat we na het ontbijt snel kunnen vertrekken. Zo gezegd zo gedaan en we vertrekken richting grens. Dat is een kwartiertje rijden. Georgie ‘uit’ blijkt een eitje. Controle paspoort en uitklaren voertuig en op naar Azerbeidjan. Daar worden we ontvangen door en batterij aan politie – douaniers – militairen. Grensovergangen zijn het terrein van deze mensen, dus berustend laten we het over ons heenkomen. En hoewel het grote aantal functionarissen bedreigend zou kunnen overkomen, is dat niet het geval. De mensen zijn uiterst vriendelijk en behulpzaam. Weliswaar moeten alle tassen door een scanner heen, wordt nadrukkelijk de vraag naar drones gesteld, is het papierwerk uiterst gedetailleerd. Maar zeer correct worden van loket naar loket geholpen. En bij het opnieuw inpakken en beladen van de motoren worden we door hen ook geholpen.
Terwijl we wachten, komen ook twee toeristen aanfietsen. Maco knoopt in het engels een praatje met hen aan en vraagt uiteindelijk waar ze vandaan komen: Nederland. Het stel is een jaar geleden vertrokken uit NL en heeft overwinterd in Oman en Dubai. En nu willen ze ook de Kaspische zee over om richting het Oosten verder te fietsen. Uiteindeljk manen de Aerbeidjanen ons om het gesprek te stoppen. We nemen veel ruimte in beslag en ze hebben nog wel meer te doen. We nemen hartelijk afscheid van elkaar en wie weet komen we elkaar nog wel eens ergens tegen. Kleine wereld, immers.
Wij pakken onze spullen ook en vertrekken. Azerbeidjan maakt op het eerste gezicht een nettere/meer verzorgde indruk. Weinig rotzooi in de wegbermen, huizen en hekwerk dat er netjes uit ziet. Het verzorgde wegdek en het gebrek aan beschadigd wegdek valt ons meteen op. We hopen dat dit zo zal blijven.
We rijden naar Balakon, waar Roel en Erik even geld gaan tappen. Marco blijft bij de motoren en wordt meteen door een groepje mensen aangesproken. Waar we vandaan komen, hoe hard de motor kan, hoeveel cilinders, de navigatieapparatuur, wat hij kost, etc. Het BMW-embleem op de motoren van Roel en Marco doet alle duimpjes omhoog gaan. Dat merk kennen ze hier wel. Omdat ik geen Azerbeidjaans of Russisch spreek, en ‘zij’ geen Nederlands of Engels, gaat het met handen en voeten. Uiteindelijk nemen we luid zwaaiend afscheid. Na een poosje gooien we brandstoftanks vol [45 cent per liter] en hier hetzelfde ritueel. Vanuit alle hoeken en gaten komen mannen aanlopen om een gesprekje met ons aan te knopen. Super gezellig. We merken ook meteen dat we met al die aandacht soms een beetje focus verliezen. Wie heeft er betaald, heeft diegene voor iedereen betaald of alleen voor zichzelf, etc. We besluiten de volgende tankstops op rustiger tankstations te gaan doen. En dat geldt meteen maar voor het winkelen.
We kachelen langzaam door het land, richting Sheki. Een dorp dat een rijk verleden schijnt te hebben rondom de Zijderoute. En d’r zou ook een camping zijn, dus dat komt ons goed uit. We rijden het stadje binnen en inderdaad:p rachtig! Een Karavanserai (een plek waar destijds de handelsreizigers en hun kamelen konden overnachten en bijkomen). Een soort openluchtmuseum met een prachtige poort. Overigens met een bord ‘Verboden in te rijden’. Een man komt uit het grasveld naar ons toe rennen en gebaart vriendelijk dat we door mogen rijden. En dat bord dan? Hij gebaart dat hij de bewaker is: kom toch verder. We rijden een rondje dor het openlucht museum. Veel [verstoorde] aandacht van onze Chinese medetoeristen. Prachtige gebouwen en heel mooi gerestaureerd. Hier gaan we morgen beslist heen, We zien ook een espresso-shop van een bekend koffie-merk: morgen wordt een topdag. We rijden door naar de plek waar we de camping vermoeden, maar dat valt tegen. Er is een hek dat dicht is. We horen wel honden blaffen; dat hebben we eerder meegemaakt. We staan nog even stil om met elkaar te overleggen en opeens gaat het hek open. Een oudere en een jongere man staan bij het hek. De jongere man [eind dertig] vraagt of hij ons ergens mee kan helpen. We zeggen dat volgens onze gegevens hier een camping zou moeten zijn en dat we die niet kunnen vinden. We stellen ons aan hem voor; zijn naam is Ravid. Hij zegt dat hij de eigenaar van de camping is maar dat die nu dicht is. Vanwege de kou. Dat hebben we eerder gehoord. Ook al is de camping dicht, we zijn toch van harte welkom. Er zijn toiletten en er is koud water. Douchen met warm water zal niet gaan. We accepteren met graagte het aanbod. De camping is gelegen op een prachtig terrein dat hoog boven het dorp op de berg ligt. En er zijn heel veel faciliteiten wel beschikbaar. We kunnen lekker onder een afdak zitten en koken. De tenten zouden onder een afdak op een betonnen plaat gezet kunnen worden. En we krijgen weer een persoonlijke waakhond toebedeeld.
Deze keer is het een uiterst nieuwsgierige, kleine hond. Hij heeft nog een maatje maar die is wat schuwer.
We gaan de tenten opzetten. De tent van Marco is de enige tent die zonder gebruik van haringen opgezet kan worden. Zo lang er maar wat zwaars in ligt (Marco zelf), waait de tent niet weg. De anderen zetten hem op een van de nabij gelegen grasveldjes,
We koken een heerlijk Paasmaal: een pot groenten, een pot tomatensaus met knoflook, pasta en een soort rookworst. Verrukkelijk.
Biertje erij en het feestmaal is compleet.
Het is en blijft koud, zeker zo hoog op de berg. Als we net in de slaapzak liggen, worden de gelovigen door de immam opgeroepen voor gebed, Dat is op de camping nog net te horen. Deze oproep wordt door onze waakhond en alle honden uit het dal en op de berg beantwoord. Wat een prachtige live-uitvoering van de Azerbeidjaanse Mattheus-Passion. Als gezegende mensen vallen we in slaap.
19 April, Vanuit het hotel vertrekken we naar een uitzichtspunt aan het meer van Tiblisi: The Chronicle of Georgia. Megalomaan is een woord dat dit monument geen recht doet. Het monument toont de historie van Georgie in brute Sovjet-architectuur. Zuilen van 30 meter hoog tonen in dikke bronzen platen de voorstellingen van Georgische koningen en beelden van gelijkenissen uit de Bijbel. Wij lezen dat die bijbelse voorstellingen bedoeld zijn de verspreiding van het Christendom te verbeelden.
Het is een voorbeeld van brute Sovjet-architectuur. Wij vermoeden dat die Bijbelde beelden bedoeld zijn als tegenwicht voor alle Islamitische buurlanden. Vanaf het uitzichtpun kijken we aan de ene kant over het meer uit. Aan de andere kant zien we in de verte moderne hoogbouw. Dichtbij zien we uiterst armoedige Sovjet-flatgebouwen, nog volop bewoond. Een zeer trieste aanblik.
Het begint langzaam te miezeren. Voor ons het teken om weer verder te gaan en de motoren te bestijgen: never waste a good rainshower.
We hebben afgesproken om naar de KTM/Husqvarna dealer te gaan. Die is aan de andere kant van de stad gevestigd; we moeten even de rivier oversteken. Gisteren zijn we door Tiblisi gereden op weg naar het hotel. Dat viel niet mee qua verkeersdrukte. Maar dat was de avondspits. Meenden wij. Op zaterdagmorgen zal het verkeer veel rustiger zijn. Verwachten wij.
Nope.
Het verkeer inTiblisi is voor ons weer meer dan chaos. Een enkele rijbaan wordt gemakkelijk bezet door twee rijen auto’s. Mensen rijden in de linker baan op een driebaans weg en beseffen dat ze ‘nu’ naar rechts moeten. En gaan dan ook gewoon naar rechts; knipperlichten worden niet aangezet. Bij een lange rij voor een stioplicht rijden mensen op de baan van de tegenligger gewoon alvast een stuk naar voren en voegen daar weer in. Dit alles zonder getoeter en hoorbaar gevloek. De rangorde in het verkeer wordt ons langzaam duidelijk.
de dure mercedessen
de oudere mercedessen
overige duitse voertuigen
nieuwe buitenlandse auto’s
bussen/vrachtauto’s/auto’s
een lange tijd niets
voetgangers
loslopende honden
weer een hele lange tijd niets
overige dieren
brommers, fietsers en motoren. Waarbij brommers en fietsen niet te zien zijn geweest
We leren al snel dat we erg defensief moeten rijden. Zowel voor wat betreft het tegemoetkomend als het achterop komend verkeer. In de stad stoppen we nog even om de visa voor Azerbeidzjan te printen. Je kunt het visum wel elektronisch bestellen maar aan de grens hebben ze liever papier.
We leren al snel dat we erg defensief moeten rijden. Zowel voor wat betreft het tegemoetkomend als het achterop komend verkeer. In de stad stoppen we nog eevn om de visa voor Azerbeidjan te printen. Je kunt het visum wel elektronisch bestellen maar aan de grens hebben ze liever papier.
Na dik een uur zijn we door de stinkende stad met walmende diesels heen gereden. Eerst ontbijten we even in een restaurant en daarna de delaer opzoeken. Erik wilde graag een nieuwe zijstandaard en Marco wil eindelijk een waterdichte regenbroek. Bij elke regenbui is zijn motorbroek binnen 5 minuten nat en na 10 minuten doorweekt voor de rest van de dag. De dealer kan ons niet helpen. Helaas. Dan maar door naar de grens met Azerbeidjan, het doel van deze dag. De stedelijke rijstijl wordt op de rijks- en provinciale wegen doorgezet. Op de een of andere manier lijken automobilisten verplicht zoveel mogelijk voertuigen in te halen. Wij worden ingehaald door auto’s die 200m na het inhalen van de weg af gaan en parkeren bij een winkel. So be it. We denken nu dat het monumentale beeld bij Tiblisi meer bedoeld is als een soort van aflaat teegn het rijgedrag. Voor ons betekent het dat we altijd achter een bus of vrachtwagen blijven hangen, zodat we altijd een stevig schild voor ons hebben dat de klappen kan opvangen.
Het achteropkomende en inhalende verkeer bieden we alle ruimte om gezellig naast ons te rijden. In het begin deden we dat niet, maar ze drukken je gewoon aan de kant. We leren bijzonder snel.
De harde regen bouwt langzaam af tot milde regen. Om vervolgens op te houden. Eindelijk even geen regen.
We rijden door tot op steenworp afstand van de grens met Azerbeidjan. We rijden door naar het Lagodekhi nationaal park. Het hotel dat we op het oog hebben is vol en de bijbehorende camping is gesloten vanwege het slechte weer. We krijgen het advies om het bij hotels in de omgeving te proberen.
Het eerste hotel waar we stoppen heeft een kamer, maar geen verwarming. Marco (inmiddels weer onderkoeld) bibbert wat en de anderen interpreteren dat als een no-go. Het volgende hotel in de straat is hotel Gardenia. Ruime kamer, verwarming (!) en een schone badkamer. We zijn om en besluiten deze kamer te nemen.
Heerlijk om even de natte zooi uit te kunnen hangen onder de veranda, op de kachel, etc. We besluiten hier twee nachten te blijven en weer even op adem en temperatuur te komen.
We koken ons maaltje op de buitenkeuken, drinken een borreltje en duiken vroeg het bed in.
17 April, Het was een koude nacht in het motel. De dekens hadden hun beste tijd al gehad, net als de matrassen. Even doorbijten; tot nu toe is elke nacht weer opgevolgd door een ochtend. Zal vannacht dus ook wel het geval zijn.
We stonden op met … regen. En een beetje een humeur omdat we gisteren zo belazerd zijn. Maar ja, eenmaal paspoortgegevens bekend sta je machteloos. De afspraak met de mensen was dat we om 8u ontbijt krijgen. We geloven er niet al te sterk in.
We beginnen alvast met inpakken en op de motor. 8 Uur: geen mens te bekennen. We gaan door met inpakken. Rond kwart over acht komt ‘meneer’ naar buiten. Hij blijft op gepaste afstand maar komt niet naar ons toe. Wij hadden de hoop op het nakomen van de afspraak al opgegeven. No use crying over spilled milk.
In de regen verlaten we het terrein, op weg naar de track die we maanden geleden bedacht hadden. Ook vandaag gaat het regenen al snel over in stortregen. Jammer, alles was net een beetje droog. Maar dat zal helaas niet lang meer het geval zijn.
We sliepen net buiten Vanadzor. We rijden door het stadje heen. Al laverend om de kuilen en gaten in het wegdek heen, rijden we richting Lake Sevan. Het regent hard en harder … De weg klimt omhoog via vele haardspeldbochten. Het is weer spannend rijden. Zelf kuilen en gaten zien te vermijden in de harde regen met beslagen vizier. Daarbij rekening houdend met achteropkomend verkeer dat duidelijk geen motorrijders is gewend; links en rechts van de weg zoekend naar stukken asfalt. En letten op het tegemoetkomend verkeer dat op onze weghelft rijdt in een poging ‘hun’ kuilen via onze kant van de weg te vermijden. Bij een temperatuur die net boven het nulpunt is.
Het is druk op de weg. Veel personenauto’s en heel veel vrachtverkeer. Doordat we veel haardspeldbochten achter elkaar hebben, halen aleen de snelle bolides via binnenbochten in. Wij hangen tussen een kolonne vrachtauto’s in.
De regen gaat over in … natte sneeuw. Daar wordt het niet beter van; de natte sneeuw plakt aan ons vizier. Nu ook nog een telkens het vizier schoonmaken. Kan het nog slechter?
Opeens doemt een tunnel op, die bij Semyonovka. De tunnel is tweebaans; de tweede baan is voor het tegemoetkomend verkeer. Ook heeft de tunnel geen ventilatie. Niet ademhalen is geen optie, dus straks maar even flink hoesten. De tunnel is donker en verlicht met lampen die slecht licht geven.
Het tegemoetkomend verkeer heeft sneeuw op de ruiten!!!! We komen de tunnel uit en de wereld is wit. Een dik pak sneeuw valt naar beneden. Het kon inderdaad nog slechter. Daar zitten we dan, drie dappere reizigers die het stuk voor stuk flink benauwd krijgen. De enige manier om hier uit te komen is door te rijden op een dik besneeuwde weg. Stoppen voegt niets toe.
Laten we maar stoppen…..
Gelukkig zit voor ons een zware vrachtwagen die niet heel hard kan. En achter ons rijdt ook een grote vrachtwagen. Vooralsnog weinig kans om van achteren aangereden te worden door een snelle bolide. Totdat ook de vrachtwagens de auto voor ons beginnen in te halen.
Dat is voor ons het moment te stoppen. Dat kan al heel snel. We spreken af dat we zsm een motel/hotel opzoeken, ook al is het pas 11u. Binnen 10 minuten staan we voor een hotel. Een aardige dame komt naar buiten. Met handen en voeten spreke we een prijs af. Via Google Translate herhalen we even de afspraak die we denken te hebben gemaakt. Het klopt.
In plaats van het strand aan Lake Sevan zijn we gestrand aan Lake Sevan. Groot verschil. Met alle natte zooi achter de dame aan naar boven waar we een grote kamer krijgen toebedeeld. Samen met een straalkacheltje dat de kamer net vorstvrij kan houden.
We pakken onze zooi uit, hangen het uit en pakken onze bagage. De dame komt nog een bakkie Turkse koffie brengen die we met smaak drinken.
De kamer heeft binnen een paar minuten de aanblik van een uitdragerij. Overal ligt en hangt druipend goed. Maar we zitten droog en zijn blij met de genomen beslissing, buiten sneeuwt het onafgebroken door.
Rond drie uur wandelen we een kwartiertje naar het centrum van Sevan. Inmiddels is het even droog. Zo lopend hebben we tijd om de omstandigheden eens goed in ons op te nemen. Het is een grauwe sfeer. De bouwstijl is Russisch, grijs, haveloos en sfeerloos. Slecht onderhouden flats die nagenoeg tegen elkaar zijn gebouwd. We lopen door een straat vol gaten waar de laverende Zastava’s en Lada’s passeren. Toch spotten we ook een Porsche Cayenne en een Bentley. Uiteraard zijn deze nieuwe en moderne bakken een uitzondering, maar toch.
De supermarkt die we bezoeken is redelijk modern met een uitgebreid assortiment. We kopen noten die voor ons worden afgewogen , brood, water en blikjes vis waarvan het niet heel duidelijk is welke vis het betreft. Veel sterke drank in de schappen, menig Nederlandse slijterij heeft niet zo’n collectie. Westerse artikelen zijn er ook. Pringles, O’lays chips, Coca Cola en Fanta. Dik aan de prijs maar het is er. We worden met aandacht bekeken en gevolgd door het personeel, het lijkt er op dat ze weinig buitenlanders zien. Ook buiten worden we nagestaard. We zijn net voor de volgende stortbui weer binnen.
We koken onze eigen avondmaal, dat we al een paar dagen meeslepen. De pot bestaat uit pasta met tonijnsaus. Eigen receptuur waar Joop Braakhekke nog een puntje aan kan zuigen. We koken op de galerij en kunnen binnen no-time in onze eigen kamer aan tafel. Glas wodka erbij en een kop koffie na. Mens wat kun je met weinig blij zijn.
culinair hoogstandje op de galerij
De motoren gaan op slot en worden in het zicht van de nachtwaker geparkeerd. We werken nog wat aan het blog, checken het weer voor morgen (regen voor de verandering) en maken een plan. We rollen de slaaapzakken maar uit want de kamertemperatuur lijkt omgekeerd evenredig met de dikte van de dekbedden……..
16 April, Opgestaan na een heerlijke nacht slapen. Het heeft ‘s nachts wat geregend maar nu is het droog.
Bakkie koffie, geen ontbijt want het brood is op. Geen probleem; straks in het dorp kopen we wel een broodje. We steken de weg over en starten meteen met een beklimming. Niet zo maar eentje, rond de 35 haarspeldbochten die starten met asfalt op de weg. En vervolgens gaat de weg over in zand, modder, stenen. We klimmen en klimmen tot we opeens aan de overkant van de vallei een fantastisch klooster zien. Uitgehakt in de rotsen. Wat een monnikenwerk.
We klimmen door en bereiken de top van de heuvel. Daar ligt opeens een bergdorp. Woest, ongerept, vrij rudimentair. Dat mensen hier een bestaan kunnen opbouwen. Maar blijkbaar lukt hen dat. We rijden door het dorp en merken dat de Georgische honden anders op ons reageren dan de Turkse. Agressief komen ze op ons afrennen. Gelukkig zijn we ingeënt, denken we maar weer.
We rijden het dorp uit en de akkers en graslanden door. Na anderhalf uur bereiken we weer het asfalt. We hebben nog steeds niet ontbeten dus het eerstvolgende stadje duiken we een supermarkt in. Brood, oploskoffie en wat water. We besluiten naar de grens Georgië – Armenië te rijden. We hebben gehoord nooit hongerig, dorstig of gehaast een grens over te willen gaan, dat breekt je op.
De wegen in Georgie worden slechter en slechter. Gisteren was sprake van goed asfalt met af en toe wat kuilen. Nu is de enige zekerheid dat elke kuil een randje asfalt om zich heen heeft verzameld. De kuilen worden ook groter en dieper. Gevuld met modderig regenwater zodat je ook niet kunt zien hoe diep de kuil is. Eerst zijn de kuils maximaal zo’n 20cm doorsnee. Nu zijn er al kuilen van een halve meter. Daar rijden we niet zo maar overheen, motorrijden wordt laveren. Gelukkig rijden wij harder dan het achterop komend verkeer, dus daar hebben we nu geen last van. Dat laveren wordt ook gedaan door de tegenliggers, de bussen, de vrachtwagend, de SUV’s, etc. Sommige automobilisten denderen met zeer dure bolides met een rotgang over het asfalt. Dat kost ze wel een onderstelletje per jaar.
Op weg naar de grens met Amenie is geen sprake meer van een weg. Onze wielen moeten scherpe opstaande randen asfalt overwinnen, om vervolgens weer in kuilen van modder en water te duiken. Al laverend proberen we de spullen heel te houden. Het regent steeds harder, de stukken waarover we rijden beginnen meer dan spannend te worden. Glibberig, onvoorspelbaar. Met zulke wegen hoeven we echt niet nog eens offroad te gaan rijden. Dat bestaat hier niet meer. En ook al hebben wij veel moeite om vooruit te komen, er rijden nog steeds zeer grote vrachtwagens, bussen, snelle bolides, etc. We zien ook heel veel oude Lada’s en andere Russische vracht- en personenauto’s. Die allemaal zoeken naar de plek waar de auto er het minste last van heeft. Links en rechts rijen bestaat niet meer; men wijkt gewoon uit naar een iets gladder stuk van de weg, Zie je ons al rijden en glibberen op de spekgladde route?
Na een uur bereiken we de grens. Dat is even bijkomen. De papieren worden gecontroleerd en we mogen meteen door naar het niemandsland tussen beide landen: asfalt. Klein stukkie maar.
Eenmaal aan de grens met Armenie mogen we al snel langs het eerste loket; toegang tot het land toegekend. Het tweede van de customs: paar gemakkelijk bereikbare tassen moesten open. Dat viel mee. Voertuig moet ingeklaard worden. Kost een klein centje. Het wachten is ook nog even op de enige beambte die Engels spreekt. Zij klaart de voertuigen in. Verzekering kopen. En we mogen het land in.
De grens is vrij hoog gelegen. Dus koud. In de tussentijd is het ook nog gaan regenen. En dan niet zo’n klein beetje: het stortregent. We besluiten om ook hier zoveel mogelijk de weg te volgen; off road rijden is hier nergens voor nodig. Dat kan ook gewoon op de weg.
We komen in een stadje aan en zetten de motoren even aan de kant om te besluiten wat we gaan doen. We worden meteen aangesproken door een Armeen die enigszins Engels kan spreken. Hij is uiterst vriendelijk en ook zeer aanhoudend. Omdat we een beetje staan te rillen van de kou holt hij zijn winkel in en komt naar buiten met 3 tasjes met noodhulp: flesje drinken, iets te eten, wat yoghurt en een candy bar. Vriendelijk nemen we afscheid en reizen door. Het harde regenen gaat over in nog harder regenen. We zijn doorweekt. En in de tussentijd knalt het verkeer je links en rechts van de weg voorbij.
Uiteindelijk stoppen we bij een motel. We krijgen een apart huis toegewezen door twee zeer vriendelijke oude mensen. We spreken een prijs af en laten ons het warme huisje welgevallen.
Ze koken ook nog eens voor ons; een voortreffelijke maaltijd. Of we nog even willen afrekenen, mag in euro’s. De prijs die we afgesproken hebben, geldt nu opeens per persoon. Heel vervelend, maar we zijn er vies tussen genomen. Morrend betalen we de veel te hoge prijs. Als we denken dat we klaar zijn, komt ook de dame zelf nog even langs. “Je denkt toch niet dat ik voor niks al die hele maaktijd …. Service moet apart afgerekend worden. Grrrr, er zo tussen genomen te worden. We laten de onderlinge sfeer niet bederven en spreken onderling af dat we hier de volgende keer scherper zullen zijn.
15 April, Opstaan in het hotel. Met weer een dertigtal Chinese dames van de Margriet-toer. Allemaal rolkoffertjes in de hal en dames die stiekem onder tafel de bammetjes voor de lunch hebben verstopt. De reis is immers al duur genoeg.
Het ontbijt is lekker en gevarieerd. Voldaan gaan we weer op pad. De stad Kars verlaten is geen straf; wat een naargeestig plaatsje is dat. Druk, stoffig, gehaast, opdringerig, … Al snel rijden we het gebergte in, op weg naar Georgie. We zitten al dicht bij Armenie, maar er is geen grensverkeer tussen beide landen. ‘Ze hebben ruzie’. Vandaar dat we toch nog naar het noorden gaan om straks Georgie in te gaan. We kiezen voor een rustige overgang bij Turkozu Sinir.
We vragen ons af of de honden in Georgie net zo vriendelijk zijn als in Turkije. Daar zijn erg veel honden die zeer tam zijn en goed met het verkeer omgaan. Ze steken in alle rust de vierbaans snelwegen over en iedereen houdt daar rekening mee. Ze reageren ook niet agressief op motoren, alles is goed.
We rijden in twee uur van Kars naar de Georgische grens. Een fantastische route door het gebergte.
Na een dik uur nemen we even de tijd voor een koffiebreak. Midden in het dennenbos blijkt een plek om te “verpozen”. Een voetbalveldje, wat picknicktafels, en een soort oud houten padvindersgebouw waar de ramen uit liggen. Plekken met sneeuw en vooral veel afval. We spotten plots een kat. Hoewel, wel een beetje groot voor een kat én geen staart? Het blijkt een lynx die ons even in de smiezen houdt doch dan uit het zicht verdwijnt. Nice one!!
Vlak voor de grens nog even getankt en dan is daar opeens de grens van Turkije naar Georgie. Voor ons staat een Duitse jongen in een soort jurk die wat problemen heeft met de douane. Hij zegt via Bulgarije Turkije binnen gekomen te zijn en dat een visum en een paspoort toen niet nodig was. De jongen leek een beetje een anachronisme: de juiste persoon die echter in een ander tijdperk thuis hoort. Wij gunnen hem van harte de jaren zestig.
Turkije verlaten is vrij simpel. Georgie ingaan zal vast niet zo moeilijk zijn. Het land verwelkomt de Westerlingen, accepteert euro’s, vraagt geen visum voor Nederlanders. Klinkt als een eitje.
Immigratiedienst verloopt soepel. Welkom in Georgie met weer een prachtig stempel in het paspoort. Nog even langs de customs …
Tassen openmaken …. Shit. Ze kijken erin en dat is in orde. En vervolgens wijst hij de zijtassen van de motoren aan … Even langs de scanner alstublieft.
Je moet weten dat de tassen eraf halen voor ons echt een soort van nachtmerrie is. Die tassen zitten zeer goed vast omdat we er ook mee offroad kunnen rijden. Maar goed, dit is hun terrein en dus hun feestje. Tassen eraf en mee naar binnen gezeuld. Ze gaan door een soort vliegveld-scanner heen. Waarbij we ons afvragen waarom metalen flessen [met drank], zakmessen, medicatie, etc allemaal ongezien door mogen. Alls is OK. Is dit gewoon een grap?
We nemen de tassen weer mee naar buiten en binden ze in een lekker zonnetje weer op de motoren. We mogen Georgie in. Net na de grens is een kantoor waar we nog even een verzekering kopen voor de voertuigen.
We rijden Georgie binnen. Heerlijk zonnetje, zeer bergachtige omgeving. Liefelijk.
Na een vers gezet bakkie oploskoffie gaan we door. Stukkie rijksweg en vervolgens de eerste track offroad gereden. Prachtig het land te leren kennen. Na een half uur offroad besluiten we de provinciale weg weer te pakken. Georgie is geen doel maar een land op weg naar …
De provinciale weg is wel een soort van uitdaging. Soms heb je stukken met prima asfalt. En soms dus ook niet prima asfalt. Die stukken niet zo prima asfalt bevat veel kuilen, gaten en scheuren. En tussendoor wordt er door een deel van de Georgiers ongelofelijk hard gereden. Best wel spannend voor ons: de gaten in het wegdek omzeilen en tegelijkertijd achteropkomend en tegemoet komend verkeer zien te ontwijken.
Uiteindelijk eindigen we ‘s avonds net buiten het plaatsje Khertvisi. Een voormalige profbokser ontvangt ons hartelijk op zijn kampeerterrein. Gezellig gegeten, na afloop nog een lokale vodka (een acquired taste, zullen we maar zeggen) maar we slapen er goed op. Tijdstip tukkie doen is een beetje onduidelijk omdat we weer een uurtje zijn opgeschoven in de tijd. Het zal iets tussen 21 en 22 uur zijn geweest.