22 April, De nacht was lang en nat. We ontbijten en gaan dan, volledig gepakt voor de reisdag eerst naar het paleis van Shaki Khan. We worden door onze waakhonden (Schurfie 1 & Schurfie 2) uitgeblaft als we het terrein verlaten.
Aangezien we de hordes toeristen voor zijn rijden we met de motor brutaal het ommuurde complex in en parkeren pal voor het paleis. De Azeri’s vinden onze motoren sowieso al prachtig dus dat is allemaal geen probleem. Roel en Marco gaan het paleis in, ze zijn de eerste gasten dus er kan nog niet gewisseld worden en we hebben maar kleingeld voor 2……
Binnen mag niet gefotografeerd worden maar het lukt toch. De rijk beschilderde wanden en plafonds zijn een lust voor het oog. De gebrandschilderde ramen zijn schitterend. Het gebouw is niet heel groot en met de oppasser op onze hielen staan we met een minuut of 20 weer buiten.
Paleis binnen
In de stad is een grote Caravansarai, een veilige rust- en handelsplek voor handelaars en reizigers uit de tijd dat de zijderoute bloeiend was. Nu ingericht als hotel/restaurant. We krijgen goede indruk hoe het er ooit heeft uitgezien in de tijd van de handelsreizigers.
Karavanserai
Na al deze culturele overdaad drinken we nog een kop koffie en beginnen we aan de reis naar de kust.
Bakoe is het einddoel, meer specifiek de vrachtterminal van Bakoe port die zo’n 80 km zuid van de stad ligt.
Sekhi uit rijden we via een parkachtige weg in oostelijke richting. Het is nog steeds koud, koud, koud. 3 graden toe we opstonden, 6 rond de middag. Droog blijft het ook niet en richting de kust neemt de akelige wind steeds krachtigere vormen aan. De laatste 150 km zijn ronduit saai en gaan ook nog eens praktisch kaarsrechtdoor.
Eenmaal op de haven die voornamelijk voor vracht is ingericht vinden we snel het boekingskantoor van Kaspian Sea Ferries. Marco krijgt even de kans om bij te komen met een kop thee in het kleine kantoortje. Een onaangename laatste anderhalf uur zonder handvatverwarming was geen pretje, en dat is een understatement. Als we binnen met de hulpvaardige medewerker de zaken regelen klettert de regen tegen de ramen. Voorlopig hoeven we de eerste twee dagen niet op een afvaart te rekenen wegens de weersomstandigheden. We boeken een ticket, betalen en krijgen een hotel voorgesteld. Kamperen, het oorspronkelijke plan, laten we snel varen. Een taxi rijdt ons voor en we belanden in een accommodatie die lijkt opgezet voor werkers die deze nieuwe haven recent uit de grond hebben gestampt. De beheerder of eigenaar laat ons een planningsbord zien met allemaal Nederlandse namen, waarschijnlijk wordt er nog door hen hier tijdelijk gewerkt en is dit hun accommodatie. We zijn de enige gasten. We krijgen kip, patat en bier. Morgen zien we weer verder……
Op 21 april staan we op in Huize Gardenia in de Vashlovanistraat. We hebben afgesproken dat we ‘s morgens het ontbijt bij de gastvrouw nuttigen. Andere bezoekers zitten ook aan de grote rondetafel: twee Russinnen en een Pools stel. Het ontbijt is net als het diner van de avond ervoor verrukkelijk. Veel lokale gerechten zoals kazen, worst, gebakken kaasrolletjes, etc. Het gesprek aan tafel gaat met name over het weer. De Polen zijn hier al eerder geweest, ook in april. En ze hebben het nog nooit zo koud gezien en een natuur die weken achterliep op de normale gang van zaken.
Voorafgaand aan het ontbijt hadden we alles al ingepakt en op de motoren gebonden, zodat we na het ontbijt snel kunnen vertrekken. Zo gezegd zo gedaan en we vertrekken richting grens. Dat is een kwartiertje rijden. Georgie ‘uit’ blijkt een eitje. Controle paspoort en uitklaren voertuig en op naar Azerbeidjan. Daar worden we ontvangen door en batterij aan politie – douaniers – militairen. Grensovergangen zijn het terrein van deze mensen, dus berustend laten we het over ons heenkomen. En hoewel het grote aantal functionarissen bedreigend zou kunnen overkomen, is dat niet het geval. De mensen zijn uiterst vriendelijk en behulpzaam. Weliswaar moeten alle tassen door een scanner heen, wordt nadrukkelijk de vraag naar drones gesteld, is het papierwerk uiterst gedetailleerd. Maar zeer correct worden van loket naar loket geholpen. En bij het opnieuw inpakken en beladen van de motoren worden we door hen ook geholpen.
Terwijl we wachten, komen ook twee toeristen aanfietsen. Maco knoopt in het engels een praatje met hen aan en vraagt uiteindelijk waar ze vandaan komen: Nederland. Het stel is een jaar geleden vertrokken uit NL en heeft overwinterd in Oman en Dubai. En nu willen ze ook de Kaspische zee over om richting het Oosten verder te fietsen. Uiteindeljk manen de Aerbeidjanen ons om het gesprek te stoppen. We nemen veel ruimte in beslag en ze hebben nog wel meer te doen. We nemen hartelijk afscheid van elkaar en wie weet komen we elkaar nog wel eens ergens tegen. Kleine wereld, immers.
Wij pakken onze spullen ook en vertrekken. Azerbeidjan maakt op het eerste gezicht een nettere/meer verzorgde indruk. Weinig rotzooi in de wegbermen, huizen en hekwerk dat er netjes uit ziet. Het verzorgde wegdek en het gebrek aan beschadigd wegdek valt ons meteen op. We hopen dat dit zo zal blijven.
We rijden naar Balakon, waar Roel en Erik even geld gaan tappen. Marco blijft bij de motoren en wordt meteen door een groepje mensen aangesproken. Waar we vandaan komen, hoe hard de motor kan, hoeveel cilinders, de navigatieapparatuur, wat hij kost, etc. Het BMW-embleem op de motoren van Roel en Marco doet alle duimpjes omhoog gaan. Dat merk kennen ze hier wel. Omdat ik geen Azerbeidjaans of Russisch spreek, en ‘zij’ geen Nederlands of Engels, gaat het met handen en voeten. Uiteindelijk nemen we luid zwaaiend afscheid. Na een poosje gooien we brandstoftanks vol [45 cent per liter] en hier hetzelfde ritueel. Vanuit alle hoeken en gaten komen mannen aanlopen om een gesprekje met ons aan te knopen. Super gezellig. We merken ook meteen dat we met al die aandacht soms een beetje focus verliezen. Wie heeft er betaald, heeft diegene voor iedereen betaald of alleen voor zichzelf, etc. We besluiten de volgende tankstops op rustiger tankstations te gaan doen. En dat geldt meteen maar voor het winkelen.
We kachelen langzaam door het land, richting Sheki. Een dorp dat een rijk verleden schijnt te hebben rondom de Zijderoute. En d’r zou ook een camping zijn, dus dat komt ons goed uit. We rijden het stadje binnen en inderdaad:p rachtig! Een Karavanserai (een plek waar destijds de handelsreizigers en hun kamelen konden overnachten en bijkomen). Een soort openluchtmuseum met een prachtige poort. Overigens met een bord ‘Verboden in te rijden’. Een man komt uit het grasveld naar ons toe rennen en gebaart vriendelijk dat we door mogen rijden. En dat bord dan? Hij gebaart dat hij de bewaker is: kom toch verder. We rijden een rondje dor het openlucht museum. Veel [verstoorde] aandacht van onze Chinese medetoeristen. Prachtige gebouwen en heel mooi gerestaureerd. Hier gaan we morgen beslist heen, We zien ook een espresso-shop van een bekend koffie-merk: morgen wordt een topdag. We rijden door naar de plek waar we de camping vermoeden, maar dat valt tegen. Er is een hek dat dicht is. We horen wel honden blaffen; dat hebben we eerder meegemaakt. We staan nog even stil om met elkaar te overleggen en opeens gaat het hek open. Een oudere en een jongere man staan bij het hek. De jongere man [eind dertig] vraagt of hij ons ergens mee kan helpen. We zeggen dat volgens onze gegevens hier een camping zou moeten zijn en dat we die niet kunnen vinden. We stellen ons aan hem voor; zijn naam is Ravid. Hij zegt dat hij de eigenaar van de camping is maar dat die nu dicht is. Vanwege de kou. Dat hebben we eerder gehoord. Ook al is de camping dicht, we zijn toch van harte welkom. Er zijn toiletten en er is koud water. Douchen met warm water zal niet gaan. We accepteren met graagte het aanbod. De camping is gelegen op een prachtig terrein dat hoog boven het dorp op de berg ligt. En er zijn heel veel faciliteiten wel beschikbaar. We kunnen lekker onder een afdak zitten en koken. De tenten zouden onder een afdak op een betonnen plaat gezet kunnen worden. En we krijgen weer een persoonlijke waakhond toebedeeld.
Deze keer is het een uiterst nieuwsgierige, kleine hond. Hij heeft nog een maatje maar die is wat schuwer.
We gaan de tenten opzetten. De tent van Marco is de enige tent die zonder gebruik van haringen opgezet kan worden. Zo lang er maar wat zwaars in ligt (Marco zelf), waait de tent niet weg. De anderen zetten hem op een van de nabij gelegen grasveldjes,
We koken een heerlijk Paasmaal: een pot groenten, een pot tomatensaus met knoflook, pasta en een soort rookworst. Verrukkelijk.
Biertje erij en het feestmaal is compleet.
Het is en blijft koud, zeker zo hoog op de berg. Als we net in de slaapzak liggen, worden de gelovigen door de immam opgeroepen voor gebed, Dat is op de camping nog net te horen. Deze oproep wordt door onze waakhond en alle honden uit het dal en op de berg beantwoord. Wat een prachtige live-uitvoering van de Azerbeidjaanse Mattheus-Passion. Als gezegende mensen vallen we in slaap.
20 April, We hebben besloten een dag in Lagodechi te blijven. Flink wat natte reisdagen in de benen. Tijd voor een ontspannen rustdag. We blijven net iets langer liggen en nemen alle tijd voor het ontbijt. Tijd die we ook gebruiken om via verschillende internetpagina’s op de hoogte te geraken van waar we de komende dagen in Azerbeidzjan mee te maken gaan krijgen. Waar moeten we zeker even langs en wat moeten we mijden. We maken even tijd voor een handwasje.
Wasje doen.
Het regent gestaag door. Gelukkig staan de motoren onder een ruim afdak en kunnen we dus naar hartelust onderhoud plegen. Marco’s remblokken worden vernieuwd en het balhoofdlager aangetrokken. Alle kettingen worden op de juiste spanning gezet, olie gepeild. De uitlaat van Roel’s motor wordt nog eens, maar nu nog wat steviger vastgezet. Links en rechts worden wat bouten gecontroleerd en al met al zijn we daar toch weer de hele ochtend mee bezig.
Na de lunch lopen Erik en Roel naar de supermarkt voor wat boodschappen. Het is inmiddels droog geworden. Een wandeling van een half uurtje naar beneden. De inrichting van de huizen met de ruime veranda’s verraden dat het hier warm kan zijn.
Geen versiering maar gasleidingen.
Ook zien we overal wijnranken. De streek waar we nu verblijven is bekend om haar wijn. Het dorp is verder niet bijzonder te noemen.
Dorpsstraat, ons dorp.
Langs de doorgaande weg is een kleine markt met voornamelijk verse groenten en fruit. Er is een apotheek, een ijzerhandel en een kledingzaak met alleen rubberlaarzen. Daarmee is het centrum wel zo’n beetje beschreven. Kleine stalletjes met een paar cola-flessen benzine, wat ingemaakte groentes in potten completeren het geheel.
Op de terugweg van onze in kopen nemen we een andere route. We ontdekken een vervallen hotel en een City Hall in dezelfde deplorabele toestand. In het Russisch Orthodoxe kerkje wordt een dienst gehouden. Heeft iets met Pasen te doen. De vrouwen met hoofddoek steken bossen groen in de lucht die door de priester gezegend worden met wijwater. Het water vliegt in het rond en er heerst een hilarische stemming. We zien ook nog een schaal vlees langskomen die hetzelfde lot ondergaat.
De vrouw des huizes heeft aangeboden om voor ons te koken en dat aanbod nemen we aan. Voor een paar euro inclusief wijn. Eerst moet we mee naar de wijnkelder. De heer is een wijnmaker en dat zullen we weten! Heerlijk frisse rode wordt ons voorgeschoten uit één de roestvrij stalen wijnvaten. Dan moet ook de rosé versie nog geproefd worden.
Wijnkenners, dat zie je meteen……
Gelukkig is er een Poolse gast die ons over de taalbarriere helpt. De gastheer en gastvrouw spreken Russisch….. Dan aan tafel waar we kippensoep, geroosterde aubergines, prei, gebakken aardappelen, rundvlees en kip aangeboden krijgen. Samen met twee Russische gasten genieten we van al dat heerlijks met dito wijn. Een uurtje later rollen we met volle buik en gelaafd aan de alcohol van tafel.
Dit guesthouse is echt een topper. Met een keuken op de veranda die we vrij kunnen gebruiken, prima bedden, alles lekker proper en de motoren onder een afdak. We voelen ons helemaal happy!
19 April, Vanuit het hotel vertrekken we naar een uitzichtspunt aan het meer van Tiblisi: The Chronicle of Georgia. Megalomaan is een woord dat dit monument geen recht doet. Het monument toont de historie van Georgie in brute Sovjet-architectuur. Zuilen van 30 meter hoog tonen in dikke bronzen platen de voorstellingen van Georgische koningen en beelden van gelijkenissen uit de Bijbel. Wij lezen dat die bijbelse voorstellingen bedoeld zijn de verspreiding van het Christendom te verbeelden.
Het is een voorbeeld van brute Sovjet-architectuur. Wij vermoeden dat die Bijbelde beelden bedoeld zijn als tegenwicht voor alle Islamitische buurlanden. Vanaf het uitzichtpun kijken we aan de ene kant over het meer uit. Aan de andere kant zien we in de verte moderne hoogbouw. Dichtbij zien we uiterst armoedige Sovjet-flatgebouwen, nog volop bewoond. Een zeer trieste aanblik.
Het begint langzaam te miezeren. Voor ons het teken om weer verder te gaan en de motoren te bestijgen: never waste a good rainshower.
We hebben afgesproken om naar de KTM/Husqvarna dealer te gaan. Die is aan de andere kant van de stad gevestigd; we moeten even de rivier oversteken. Gisteren zijn we door Tiblisi gereden op weg naar het hotel. Dat viel niet mee qua verkeersdrukte. Maar dat was de avondspits. Meenden wij. Op zaterdagmorgen zal het verkeer veel rustiger zijn. Verwachten wij.
Nope.
Het verkeer inTiblisi is voor ons weer meer dan chaos. Een enkele rijbaan wordt gemakkelijk bezet door twee rijen auto’s. Mensen rijden in de linker baan op een driebaans weg en beseffen dat ze ‘nu’ naar rechts moeten. En gaan dan ook gewoon naar rechts; knipperlichten worden niet aangezet. Bij een lange rij voor een stioplicht rijden mensen op de baan van de tegenligger gewoon alvast een stuk naar voren en voegen daar weer in. Dit alles zonder getoeter en hoorbaar gevloek. De rangorde in het verkeer wordt ons langzaam duidelijk.
de dure mercedessen
de oudere mercedessen
overige duitse voertuigen
nieuwe buitenlandse auto’s
bussen/vrachtauto’s/auto’s
een lange tijd niets
voetgangers
loslopende honden
weer een hele lange tijd niets
overige dieren
brommers, fietsers en motoren. Waarbij brommers en fietsen niet te zien zijn geweest
We leren al snel dat we erg defensief moeten rijden. Zowel voor wat betreft het tegemoetkomend als het achterop komend verkeer. In de stad stoppen we nog even om de visa voor Azerbeidzjan te printen. Je kunt het visum wel elektronisch bestellen maar aan de grens hebben ze liever papier.
We leren al snel dat we erg defensief moeten rijden. Zowel voor wat betreft het tegemoetkomend als het achterop komend verkeer. In de stad stoppen we nog eevn om de visa voor Azerbeidjan te printen. Je kunt het visum wel elektronisch bestellen maar aan de grens hebben ze liever papier.
Na dik een uur zijn we door de stinkende stad met walmende diesels heen gereden. Eerst ontbijten we even in een restaurant en daarna de delaer opzoeken. Erik wilde graag een nieuwe zijstandaard en Marco wil eindelijk een waterdichte regenbroek. Bij elke regenbui is zijn motorbroek binnen 5 minuten nat en na 10 minuten doorweekt voor de rest van de dag. De dealer kan ons niet helpen. Helaas. Dan maar door naar de grens met Azerbeidjan, het doel van deze dag. De stedelijke rijstijl wordt op de rijks- en provinciale wegen doorgezet. Op de een of andere manier lijken automobilisten verplicht zoveel mogelijk voertuigen in te halen. Wij worden ingehaald door auto’s die 200m na het inhalen van de weg af gaan en parkeren bij een winkel. So be it. We denken nu dat het monumentale beeld bij Tiblisi meer bedoeld is als een soort van aflaat teegn het rijgedrag. Voor ons betekent het dat we altijd achter een bus of vrachtwagen blijven hangen, zodat we altijd een stevig schild voor ons hebben dat de klappen kan opvangen.
Het achteropkomende en inhalende verkeer bieden we alle ruimte om gezellig naast ons te rijden. In het begin deden we dat niet, maar ze drukken je gewoon aan de kant. We leren bijzonder snel.
De harde regen bouwt langzaam af tot milde regen. Om vervolgens op te houden. Eindelijk even geen regen.
We rijden door tot op steenworp afstand van de grens met Azerbeidjan. We rijden door naar het Lagodekhi nationaal park. Het hotel dat we op het oog hebben is vol en de bijbehorende camping is gesloten vanwege het slechte weer. We krijgen het advies om het bij hotels in de omgeving te proberen.
Het eerste hotel waar we stoppen heeft een kamer, maar geen verwarming. Marco (inmiddels weer onderkoeld) bibbert wat en de anderen interpreteren dat als een no-go. Het volgende hotel in de straat is hotel Gardenia. Ruime kamer, verwarming (!) en een schone badkamer. We zijn om en besluiten deze kamer te nemen.
Heerlijk om even de natte zooi uit te kunnen hangen onder de veranda, op de kachel, etc. We besluiten hier twee nachten te blijven en weer even op adem en temperatuur te komen.
We koken ons maaltje op de buitenkeuken, drinken een borreltje en duiken vroeg het bed in.
Voor deze reis zijn een aanzienlijk aantal planningsbijeenkomsten geweest. De te volgen route was steeds een flink agendapunt. Je wilt tenslotte wel langs interessante plekken en voor sommige landen is er een noodzaak tot het aanvragen van een visum. Zo kom je dan tot een reisschema.
Nu zijn er wat hobbels te nemen.
De visumaanvraag voor Turkmenistan is er tijdig uit gegaan maar door ons onbekende oorzaak hebben we nog geen fiat om door Turkmenistan te reizen. We mailen momenteel met de Turkmeense consul in de Benelux. Blijft vooralsnog vaag.
Turkmenistan is wel een sleutelpassage als we via Iran naar het noorden willen. Het alternatief is om vanuit Iran, via Azerbeidzjan een boot vanuit Bakoe naar Uzbekistan te nemen. Vanwege vaak lange wachttijden, soms meerdere dagen, heeft dit niet onze voorkeur.
Een andere mogelijke hobbel. Verschillende bronnen melden dat Iran haar grens dicht heeft gezet voor motoren van meer dan 250cc. Wij rijden allen op zo’n motor van meer dan 250cc……
Deze regel was ooit ingesteld doch werd niet gehandhaafd. Tot een paar dagen geleden dan…Helemaal duidelijk is het dus niet.
Mochten we geweigerd worden zit er niets anders op dan naar Azerbeidzjan te reizen en de bootoptie te kiezen. Ook dat is niet eenvoudig want de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan is gesloten, zijn geen vrienden van elkaar.
Dat betekent dan dat we Armenië wederom volledig moet doorsteken naar Georgië. Dat betekent dat we de route die we momenteel volgen in tegengestelde richting nogmaals moeten rijden.
Nu de beslissing nemen om Iran op voorhand te laten vallen en naar Bakoe te rijden lijkt ook weer voorbarig. Mocht er achteraf van het verhaal van de ban op zwaardere motoren niets te kloppen missen we een aanzienlijk en interessant deel van de reisroute.
Maar dan. Erik checkt de ADAC website. De ADAC, toch wel een zeer vooraanstaande organisatie meldt op haar website dat Iran motoren van meer dan 250cc in de ban doet. Met ander woorden Iran moeten we laten vallen? We twijfelen nog een beetje. Maar na het telefonische contact met Hossein (www.overlandtoiran.com) is de zaak klip en klaar. Iran is 100% een NO GO!
Tijd om de alternatieven uit de kast te trekken……….
We steken noordwaarts richting de grens met Georgië. Tbilisi is ons doel. De track die we in de sneeuw reden is nu een stuk vriendelijker. Het stuk tot Vanadzor lijkt een stuk korter dan de dag ervoor. Van daaruit rijden we via een nieuwe route naar de Georgische grens. De weg is voor een gedeelte nieuw, vlot doorrijden via lekkere bochten. Weinig overig verkeer.
Dan houdt het comfort ook ineens weer op. Kuilen en laveren. Veel Russische invloed is hier zichtbaar. Deels ingestorte en in onbruik geraakte fabrieken ontsieren de omgeving. Wegwerkzaamheden zonder schijnbare activiteit. Langs een rivier rijdend lijkt het dal in het niets te eindigen. Langzaam kruipt de weg omhoog en naderen we de grens met Georgië. We tanken voor de laatste Armeense DRAM’s in de grensplaats en geven ons over aan de grillen van grenswachten. In tegenstelling tot de verwachting passeren we nu redelijk vlot de grenzen. Blijft een dingetje op de motor. Paspoort, rij- en kentekenbewijs moeten 4 keer opgediept worden. Grenspolitie en douane laten aan beide kanten hun ma ht gelden. Motor uit, helm af, handschoenen uit, papieren pakken en afgeven, wachten, wachten, papieren weer in ontvangst nemen en opbergen, helm op, handschoenen aan en even verder het riedeltje weer herhalen.
De douanier aan de Georgische kant wil alleen zijn Engels maar even oefenen lijkt het. Aan Erik en Roel vraag hij of Marco nog iets aan te geven heeft en verder wil hij weten wat we allemaal meevoeren. Hij vindt ‘t machtig interessant, lijkt onder de indruk en wenst ons een goede reis.
Dat gaat het vlot naar Tbilisi. De camping hebben we op de Garmin geprikt dus dat is ook snel gepiept. Denken we. Na een kleine twee uur en een paar stressvolle kilometers in Tbilisi-stad (spitsuur) staan we op het punt waar de camping zou zijn. Het personeel van het dierenasiel ter plaatste kijkt ons met grote vraagtekens aan. Camping? In Tbilisi? Ze helpen ons nog aan een telefoonnummer (van de alarmcentrale, doen we dus maar niet) maar daar houdt het bij op. Ook twee andere campings uit het Garmin adressenboek blijken geen kampeerterrein. Het wordt donker en we besluiten een goedkoop hotelletje te pakken. Dat serveert geen ontbijt en de kamers zijn ook per uur te boeken….. De ongeïnteresseerde medewerker overhandigt ons twee kamersleutels.
Het eveneens ongeïnteresseerde kamermeisje kijkt geobsedeerd op haar telefoon terwijl de iets te luide televisie geluid de kille ruimte in pompt. Tegen middernacht sterven de intieme en minder intieme geluiden die de dunne muren eenvoudig passeren uit.
17 April, Het was een koude nacht in het motel. De dekens hadden hun beste tijd al gehad, net als de matrassen. Even doorbijten; tot nu toe is elke nacht weer opgevolgd door een ochtend. Zal vannacht dus ook wel het geval zijn.
We stonden op met … regen. En een beetje een humeur omdat we gisteren zo belazerd zijn. Maar ja, eenmaal paspoortgegevens bekend sta je machteloos. De afspraak met de mensen was dat we om 8u ontbijt krijgen. We geloven er niet al te sterk in.
We beginnen alvast met inpakken en op de motor. 8 Uur: geen mens te bekennen. We gaan door met inpakken. Rond kwart over acht komt ‘meneer’ naar buiten. Hij blijft op gepaste afstand maar komt niet naar ons toe. Wij hadden de hoop op het nakomen van de afspraak al opgegeven. No use crying over spilled milk.
In de regen verlaten we het terrein, op weg naar de track die we maanden geleden bedacht hadden. Ook vandaag gaat het regenen al snel over in stortregen. Jammer, alles was net een beetje droog. Maar dat zal helaas niet lang meer het geval zijn.
We sliepen net buiten Vanadzor. We rijden door het stadje heen. Al laverend om de kuilen en gaten in het wegdek heen, rijden we richting Lake Sevan. Het regent hard en harder … De weg klimt omhoog via vele haardspeldbochten. Het is weer spannend rijden. Zelf kuilen en gaten zien te vermijden in de harde regen met beslagen vizier. Daarbij rekening houdend met achteropkomend verkeer dat duidelijk geen motorrijders is gewend; links en rechts van de weg zoekend naar stukken asfalt. En letten op het tegemoetkomend verkeer dat op onze weghelft rijdt in een poging ‘hun’ kuilen via onze kant van de weg te vermijden. Bij een temperatuur die net boven het nulpunt is.
Het is druk op de weg. Veel personenauto’s en heel veel vrachtverkeer. Doordat we veel haardspeldbochten achter elkaar hebben, halen aleen de snelle bolides via binnenbochten in. Wij hangen tussen een kolonne vrachtauto’s in.
De regen gaat over in … natte sneeuw. Daar wordt het niet beter van; de natte sneeuw plakt aan ons vizier. Nu ook nog een telkens het vizier schoonmaken. Kan het nog slechter?
Opeens doemt een tunnel op, die bij Semyonovka. De tunnel is tweebaans; de tweede baan is voor het tegemoetkomend verkeer. Ook heeft de tunnel geen ventilatie. Niet ademhalen is geen optie, dus straks maar even flink hoesten. De tunnel is donker en verlicht met lampen die slecht licht geven.
Het tegemoetkomend verkeer heeft sneeuw op de ruiten!!!! We komen de tunnel uit en de wereld is wit. Een dik pak sneeuw valt naar beneden. Het kon inderdaad nog slechter. Daar zitten we dan, drie dappere reizigers die het stuk voor stuk flink benauwd krijgen. De enige manier om hier uit te komen is door te rijden op een dik besneeuwde weg. Stoppen voegt niets toe.
Laten we maar stoppen…..
Gelukkig zit voor ons een zware vrachtwagen die niet heel hard kan. En achter ons rijdt ook een grote vrachtwagen. Vooralsnog weinig kans om van achteren aangereden te worden door een snelle bolide. Totdat ook de vrachtwagens de auto voor ons beginnen in te halen.
Dat is voor ons het moment te stoppen. Dat kan al heel snel. We spreken af dat we zsm een motel/hotel opzoeken, ook al is het pas 11u. Binnen 10 minuten staan we voor een hotel. Een aardige dame komt naar buiten. Met handen en voeten spreke we een prijs af. Via Google Translate herhalen we even de afspraak die we denken te hebben gemaakt. Het klopt.
In plaats van het strand aan Lake Sevan zijn we gestrand aan Lake Sevan. Groot verschil. Met alle natte zooi achter de dame aan naar boven waar we een grote kamer krijgen toebedeeld. Samen met een straalkacheltje dat de kamer net vorstvrij kan houden.
We pakken onze zooi uit, hangen het uit en pakken onze bagage. De dame komt nog een bakkie Turkse koffie brengen die we met smaak drinken.
De kamer heeft binnen een paar minuten de aanblik van een uitdragerij. Overal ligt en hangt druipend goed. Maar we zitten droog en zijn blij met de genomen beslissing, buiten sneeuwt het onafgebroken door.
Rond drie uur wandelen we een kwartiertje naar het centrum van Sevan. Inmiddels is het even droog. Zo lopend hebben we tijd om de omstandigheden eens goed in ons op te nemen. Het is een grauwe sfeer. De bouwstijl is Russisch, grijs, haveloos en sfeerloos. Slecht onderhouden flats die nagenoeg tegen elkaar zijn gebouwd. We lopen door een straat vol gaten waar de laverende Zastava’s en Lada’s passeren. Toch spotten we ook een Porsche Cayenne en een Bentley. Uiteraard zijn deze nieuwe en moderne bakken een uitzondering, maar toch.
De supermarkt die we bezoeken is redelijk modern met een uitgebreid assortiment. We kopen noten die voor ons worden afgewogen , brood, water en blikjes vis waarvan het niet heel duidelijk is welke vis het betreft. Veel sterke drank in de schappen, menig Nederlandse slijterij heeft niet zo’n collectie. Westerse artikelen zijn er ook. Pringles, O’lays chips, Coca Cola en Fanta. Dik aan de prijs maar het is er. We worden met aandacht bekeken en gevolgd door het personeel, het lijkt er op dat ze weinig buitenlanders zien. Ook buiten worden we nagestaard. We zijn net voor de volgende stortbui weer binnen.
We koken onze eigen avondmaal, dat we al een paar dagen meeslepen. De pot bestaat uit pasta met tonijnsaus. Eigen receptuur waar Joop Braakhekke nog een puntje aan kan zuigen. We koken op de galerij en kunnen binnen no-time in onze eigen kamer aan tafel. Glas wodka erbij en een kop koffie na. Mens wat kun je met weinig blij zijn.
culinair hoogstandje op de galerij
De motoren gaan op slot en worden in het zicht van de nachtwaker geparkeerd. We werken nog wat aan het blog, checken het weer voor morgen (regen voor de verandering) en maken een plan. We rollen de slaaapzakken maar uit want de kamertemperatuur lijkt omgekeerd evenredig met de dikte van de dekbedden……..
16 April, Opgestaan na een heerlijke nacht slapen. Het heeft ‘s nachts wat geregend maar nu is het droog.
Bakkie koffie, geen ontbijt want het brood is op. Geen probleem; straks in het dorp kopen we wel een broodje. We steken de weg over en starten meteen met een beklimming. Niet zo maar eentje, rond de 35 haarspeldbochten die starten met asfalt op de weg. En vervolgens gaat de weg over in zand, modder, stenen. We klimmen en klimmen tot we opeens aan de overkant van de vallei een fantastisch klooster zien. Uitgehakt in de rotsen. Wat een monnikenwerk.
We klimmen door en bereiken de top van de heuvel. Daar ligt opeens een bergdorp. Woest, ongerept, vrij rudimentair. Dat mensen hier een bestaan kunnen opbouwen. Maar blijkbaar lukt hen dat. We rijden door het dorp en merken dat de Georgische honden anders op ons reageren dan de Turkse. Agressief komen ze op ons afrennen. Gelukkig zijn we ingeënt, denken we maar weer.
We rijden het dorp uit en de akkers en graslanden door. Na anderhalf uur bereiken we weer het asfalt. We hebben nog steeds niet ontbeten dus het eerstvolgende stadje duiken we een supermarkt in. Brood, oploskoffie en wat water. We besluiten naar de grens Georgië – Armenië te rijden. We hebben gehoord nooit hongerig, dorstig of gehaast een grens over te willen gaan, dat breekt je op.
De wegen in Georgie worden slechter en slechter. Gisteren was sprake van goed asfalt met af en toe wat kuilen. Nu is de enige zekerheid dat elke kuil een randje asfalt om zich heen heeft verzameld. De kuilen worden ook groter en dieper. Gevuld met modderig regenwater zodat je ook niet kunt zien hoe diep de kuil is. Eerst zijn de kuils maximaal zo’n 20cm doorsnee. Nu zijn er al kuilen van een halve meter. Daar rijden we niet zo maar overheen, motorrijden wordt laveren. Gelukkig rijden wij harder dan het achterop komend verkeer, dus daar hebben we nu geen last van. Dat laveren wordt ook gedaan door de tegenliggers, de bussen, de vrachtwagend, de SUV’s, etc. Sommige automobilisten denderen met zeer dure bolides met een rotgang over het asfalt. Dat kost ze wel een onderstelletje per jaar.
Op weg naar de grens met Amenie is geen sprake meer van een weg. Onze wielen moeten scherpe opstaande randen asfalt overwinnen, om vervolgens weer in kuilen van modder en water te duiken. Al laverend proberen we de spullen heel te houden. Het regent steeds harder, de stukken waarover we rijden beginnen meer dan spannend te worden. Glibberig, onvoorspelbaar. Met zulke wegen hoeven we echt niet nog eens offroad te gaan rijden. Dat bestaat hier niet meer. En ook al hebben wij veel moeite om vooruit te komen, er rijden nog steeds zeer grote vrachtwagens, bussen, snelle bolides, etc. We zien ook heel veel oude Lada’s en andere Russische vracht- en personenauto’s. Die allemaal zoeken naar de plek waar de auto er het minste last van heeft. Links en rechts rijen bestaat niet meer; men wijkt gewoon uit naar een iets gladder stuk van de weg, Zie je ons al rijden en glibberen op de spekgladde route?
Na een uur bereiken we de grens. Dat is even bijkomen. De papieren worden gecontroleerd en we mogen meteen door naar het niemandsland tussen beide landen: asfalt. Klein stukkie maar.
Eenmaal aan de grens met Armenie mogen we al snel langs het eerste loket; toegang tot het land toegekend. Het tweede van de customs: paar gemakkelijk bereikbare tassen moesten open. Dat viel mee. Voertuig moet ingeklaard worden. Kost een klein centje. Het wachten is ook nog even op de enige beambte die Engels spreekt. Zij klaart de voertuigen in. Verzekering kopen. En we mogen het land in.
De grens is vrij hoog gelegen. Dus koud. In de tussentijd is het ook nog gaan regenen. En dan niet zo’n klein beetje: het stortregent. We besluiten om ook hier zoveel mogelijk de weg te volgen; off road rijden is hier nergens voor nodig. Dat kan ook gewoon op de weg.
We komen in een stadje aan en zetten de motoren even aan de kant om te besluiten wat we gaan doen. We worden meteen aangesproken door een Armeen die enigszins Engels kan spreken. Hij is uiterst vriendelijk en ook zeer aanhoudend. Omdat we een beetje staan te rillen van de kou holt hij zijn winkel in en komt naar buiten met 3 tasjes met noodhulp: flesje drinken, iets te eten, wat yoghurt en een candy bar. Vriendelijk nemen we afscheid en reizen door. Het harde regenen gaat over in nog harder regenen. We zijn doorweekt. En in de tussentijd knalt het verkeer je links en rechts van de weg voorbij.
Uiteindelijk stoppen we bij een motel. We krijgen een apart huis toegewezen door twee zeer vriendelijke oude mensen. We spreken een prijs af en laten ons het warme huisje welgevallen.
Ze koken ook nog eens voor ons; een voortreffelijke maaltijd. Of we nog even willen afrekenen, mag in euro’s. De prijs die we afgesproken hebben, geldt nu opeens per persoon. Heel vervelend, maar we zijn er vies tussen genomen. Morrend betalen we de veel te hoge prijs. Als we denken dat we klaar zijn, komt ook de dame zelf nog even langs. “Je denkt toch niet dat ik voor niks al die hele maaktijd …. Service moet apart afgerekend worden. Grrrr, er zo tussen genomen te worden. We laten de onderlinge sfeer niet bederven en spreken onderling af dat we hier de volgende keer scherper zullen zijn.
15 April, Opstaan in het hotel. Met weer een dertigtal Chinese dames van de Margriet-toer. Allemaal rolkoffertjes in de hal en dames die stiekem onder tafel de bammetjes voor de lunch hebben verstopt. De reis is immers al duur genoeg.
Het ontbijt is lekker en gevarieerd. Voldaan gaan we weer op pad. De stad Kars verlaten is geen straf; wat een naargeestig plaatsje is dat. Druk, stoffig, gehaast, opdringerig, … Al snel rijden we het gebergte in, op weg naar Georgie. We zitten al dicht bij Armenie, maar er is geen grensverkeer tussen beide landen. ‘Ze hebben ruzie’. Vandaar dat we toch nog naar het noorden gaan om straks Georgie in te gaan. We kiezen voor een rustige overgang bij Turkozu Sinir.
We vragen ons af of de honden in Georgie net zo vriendelijk zijn als in Turkije. Daar zijn erg veel honden die zeer tam zijn en goed met het verkeer omgaan. Ze steken in alle rust de vierbaans snelwegen over en iedereen houdt daar rekening mee. Ze reageren ook niet agressief op motoren, alles is goed.
We rijden in twee uur van Kars naar de Georgische grens. Een fantastische route door het gebergte.
Na een dik uur nemen we even de tijd voor een koffiebreak. Midden in het dennenbos blijkt een plek om te “verpozen”. Een voetbalveldje, wat picknicktafels, en een soort oud houten padvindersgebouw waar de ramen uit liggen. Plekken met sneeuw en vooral veel afval. We spotten plots een kat. Hoewel, wel een beetje groot voor een kat én geen staart? Het blijkt een lynx die ons even in de smiezen houdt doch dan uit het zicht verdwijnt. Nice one!!
Vlak voor de grens nog even getankt en dan is daar opeens de grens van Turkije naar Georgie. Voor ons staat een Duitse jongen in een soort jurk die wat problemen heeft met de douane. Hij zegt via Bulgarije Turkije binnen gekomen te zijn en dat een visum en een paspoort toen niet nodig was. De jongen leek een beetje een anachronisme: de juiste persoon die echter in een ander tijdperk thuis hoort. Wij gunnen hem van harte de jaren zestig.
Turkije verlaten is vrij simpel. Georgie ingaan zal vast niet zo moeilijk zijn. Het land verwelkomt de Westerlingen, accepteert euro’s, vraagt geen visum voor Nederlanders. Klinkt als een eitje.
Immigratiedienst verloopt soepel. Welkom in Georgie met weer een prachtig stempel in het paspoort. Nog even langs de customs …
Tassen openmaken …. Shit. Ze kijken erin en dat is in orde. En vervolgens wijst hij de zijtassen van de motoren aan … Even langs de scanner alstublieft.
Je moet weten dat de tassen eraf halen voor ons echt een soort van nachtmerrie is. Die tassen zitten zeer goed vast omdat we er ook mee offroad kunnen rijden. Maar goed, dit is hun terrein en dus hun feestje. Tassen eraf en mee naar binnen gezeuld. Ze gaan door een soort vliegveld-scanner heen. Waarbij we ons afvragen waarom metalen flessen [met drank], zakmessen, medicatie, etc allemaal ongezien door mogen. Alls is OK. Is dit gewoon een grap?
We nemen de tassen weer mee naar buiten en binden ze in een lekker zonnetje weer op de motoren. We mogen Georgie in. Net na de grens is een kantoor waar we nog even een verzekering kopen voor de voertuigen.
We rijden Georgie binnen. Heerlijk zonnetje, zeer bergachtige omgeving. Liefelijk.
Na een vers gezet bakkie oploskoffie gaan we door. Stukkie rijksweg en vervolgens de eerste track offroad gereden. Prachtig het land te leren kennen. Na een half uur offroad besluiten we de provinciale weg weer te pakken. Georgie is geen doel maar een land op weg naar …
De provinciale weg is wel een soort van uitdaging. Soms heb je stukken met prima asfalt. En soms dus ook niet prima asfalt. Die stukken niet zo prima asfalt bevat veel kuilen, gaten en scheuren. En tussendoor wordt er door een deel van de Georgiers ongelofelijk hard gereden. Best wel spannend voor ons: de gaten in het wegdek omzeilen en tegelijkertijd achteropkomend en tegemoet komend verkeer zien te ontwijken.
Uiteindelijk eindigen we ‘s avonds net buiten het plaatsje Khertvisi. Een voormalige profbokser ontvangt ons hartelijk op zijn kampeerterrein. Gezellig gegeten, na afloop nog een lokale vodka (een acquired taste, zullen we maar zeggen) maar we slapen er goed op. Tijdstip tukkie doen is een beetje onduidelijk omdat we weer een uurtje zijn opgeschoven in de tijd. Het zal iets tussen 21 en 22 uur zijn geweest.
14 April, ‘s Morgens worden we wakker terwijl het al licht is. Dat is mooi; geen gekke dingen gebeurd vannacht. We leven nog. We staan op en onze waakhond ligt nog netjes op haar plek. Dat ziet er goed uit. We zetten wat water op voor de koffie en beginnen met het ochtendritueel: opfrissen, inpakken, ontbijten, reiskleding aan, motoren reisklaar maken en dan weg.
Vanmorgen natuurlijk ietsjes anders omdat we rond 8u voor het ontbijt verwacht worden.
Terwijl we zo bezig zijn, zien we iets wits door de bomen heen: een hond. DE GROTE WITTE PITBULL TERRIER REU.
Geruststellend is dat we in eerste instantie zien dat hij nog steeds aan een ketting van ruim twee meter zit. Alleen … die ketting zit nergens meer aan vast. Hij is blijkbaar losgebroken. Een grote vechthond die zichzelf los werkt van een ketting. Van koffie zetten en opruimen komt helemaal niets meer. D’r loopt gewoon een retesterke vechthond rond onze tenten. Nadert in cirkels die steeds kleiner worden. De termen Nee, Af, Braaf, Weg, en wat dan ook allemaal in het Nederlands, Turks, Armeens en Peruaans naar de hond geroepen. Noppes, beest komt angstaanjagend rustig steeds dichter bij. Onze waakhond, een teefje, ligt heerlijk te rollen in het gras en draait nog eens wat met haar achterste. Die heeft blijkbaar andere plannen dan een beetje onze waakhond uit te hangen.
Dit is echt spannend en best wel eng. We besluiten te doen alsof we stoer zijn en lopen soms wat op de hond af of hem wat achteruit te drijven. Goed bedoeld maar hij gaat gewoon zijn eigen gang. Half acht, nog een half uur voordat de baas van de hond komt.
Reu en teef kennen elkaar en ze spelen wat samen, voor zover de ketting van het teefje dat toelaat. Om 10 voor acht wordt de hond gefloten: eten! Hij taait af en laat ons in gespannen opluchting achter.
We pakken zo snel in als we kunnen, laten het teefje achter [want ook een pitbull] en gaan naar de baas; een paar honderd meter door het bos heen. Zo goed en zo kwaad als het gaat bespreken we wat er gebeurd is. Maar de witte reu zit al weer vast. We genieten van een heerlijk ontbijt, rekenen af en vertrekken.
Opgelucht!
Met onze ‘host’ nog even een plaatje.
We reizen via Erzurum naar Kars. Een mengelmoes van Turkse, Iraanse en Russische invloeden.
De weg er naar toe loopt door zeer brede dalen, over hoge passen [tot 2.200 meter met de bijbehorende kou], over besneeuwde vlaktes en zonnige akkers. Het landschap is een mix van de Alpen en Noorwegen. Fantastisch.
Eenmaal in Kars wordt het moeilijk om een overnachtingsplek te vinden. Er zijn geen campings en wild kamperen is niet te doen. Kars ligt op een brede vlakte waar het heel hard waait, het guur en koud is, de zon al snel daalt en het eigenlijk heel onaangenaam is. Dan maar de stad in. Een rommelige stad. Zeer stoffig. Druk verkeer en heel veel voetgangers die zich allemaal tegelijkertijd een andere richting in willen wurmen. De hotels die wij vinden hebben wel een parkeerplaats. Op straat. Dat willen we niet. Na lang zoeken een hotel gevonden waar de motoren veilig geparkeerd kunnen worden. Op straat (zucht).
Met de belofte dat er een camera op gericht staat. Wie de beelden dan bekijkt, weten we niet. Maar als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. Op hoop van zegen.
13 April, Naar bed gegaan in de wetenschap dat we geen ballonvaarten gaan meemaken in Cappadocie. Erg jammer, dan maar dromen van balonnen.
Tot we om 4uur toch weer gewekt worden door warm draaiende motoren. Marco redeneerde in zijn halfslaap dat de ballonvaarders er alles aan doen om de toeristen het goede gevoel te geven. Dat ze er alles aan doen om de lucht in te gaan en dat de toeristen ook wel inzien dat het vandaag weer niet verantwoord is. Om 5 uur werd het weer stil.Hij draaide zich weer om en sliep verder.
Om kwart voor zes werd hij weer wakker van de herrie van de ventilatoren van de koeling. Wat een sukkels, wie zet er nou ‘s morgens vroeg de koeling aan? Maar, er is helemaal geen koeling. Er stonden gisteravond helemaal geen vrachtwagens. Marco doet zijn tent open en ziet tot zijn stomme verbazing dat de eerste ballon over de berg komt.
Prachtige plaatjes!
Slaapdronken stormt hij zijn tent uit en ziet tot zijn stomme verbazing ballonnen omhoog drijven. De lucht in. Als een kip zonder kop stommelt hij terug de tent in en pakt zijn camera. Vergeet helemaal Roel en Erik te waarschuwen en loopt rent op blote voeten al fotograferend in z’n onderbroek over het tertrein. Na enkele minuten en helemaal koud grijpt hij wat kleding, trekt het al struikelend aan en maakt daarmee ook Roel wakker. Samen lopen ze de heuvels in en vergapen zich al fotograferend aan het schouwspel van tientallen opstijgende luchtbalonnen. Weer korte tijd later kwam ook Erik uit de tent. Die ochtend stegen wel 150 – 200 luchtbalonnen op. Wat een genot dit te mogen aanschouwen. Uiteindelijk kwam zelfs Murat kijken en foto’s nemen. We hebben vrij kort met Murat eevalueerd wat we van zijn mededeling van gisteravond vonden. Toevallig moest hij er heel snel vandoor. Tijdens ons vertrek van de camping hebben we hem niet meer gezien.
Murat houdt er druk een onderhoudsprogramma op na……
Na deze fantastische ervaring genieten we tijdens het ontbijt na van de vele prachtige foto’s en de geweldige ervaring. Om half tien vertrekken we richting Erzincan.
Het is erg mooi weer en in het dorp nog lekker warm. Al rijdend rolt de aarde in een gestaag tempo onder onze wielen door. Vanuit het dal van Cappadocie rijden we door brede dalen, geflankeerd door hoge en besneeuwde bergen. Akkers, boomgaarden, wijngaarden, beboste en kale hevels. Alles beschenen door een heerlijke zon.
Lunch met een bakkie
Het is een beetje Alpien weer: in de zon is het verrukkelijk en in de schaduw meteen fris. We stijgen tot 2.200 meter het gebergte in en daar is het rond de 5 graden.
We rijden langs de randen van PKK-gebied en dat is aan de wachtposten goed te merken. Zelf zijn we niet eenmaal gecontroleerd. De twijfel of onze papieren nog wel valide zijn slaat toe, maar we rijden dapper door. Overal staan zwaar bewapende checkpoints met voertuigen waar je niet mee in conflict wilt komen. Zware pantservoertuigen, afgewisseld met iets lichtere broertjes en zusjes. Wij rijden rustig door en zwaaien naar de checkpoints. De agenten en soldaten zwaaien vriendelijk terug.
Bij een tankstation in deze regio merken we een enorme terughoudendheid bij de bewoners. Waar we tot nu toe in Turkije vooral enthousiasme, nieuwsgierigheid en gastvrijheid ontmoeten, bemerken we nu vooral argwaan. Getankt, kop thee en heerlijke honingkoek en weer door.
We bereiken Erzincan tegen 17u en zoekn de camping. Uteindelijk vinden we die. Bemensd door vriendelijke Turken die geen woord uiten de deur spreken. Maar via de telefoon krijgen wij Said te spreken. Hij zegt dat het goed is dat we daar kamperen. Er liggen hier en daar wat aangelijnde terriers. Schatjes, zolang ze maar aan de ketting liggen. Wij mogen op het parkeerterrein onze tentjes opzetten. Terwijl we daarmee bezig zijn komen 3 Turken naar ons toe, met een zeer vervaarlijke hond. Said wordt gebeld …
De hond wordt met de ketting aan een [te dunne?] boom vastgebonden. Het is onze waakhond. Als hij ‘s nachts aanslaat, dan is er wat aan de hand. Goh, wat een geruststelling. Een vastgebonden waakhond die we geen van allen los zouden durven laten …
Met Said heeft Roel nog besproken dat er om 8 uur ontbijt is. Dat lijkt geruststellend, totdat Marco vraagt of ook duidelijk is wie er om 8 uur gaat ontbijten. We gaan naar bed, nadat we elkaar nog even diep in de ogen hebben gekeken,met thuis hebben gebeld én uiteraard de blog is bijgewerkt….